De Griekse
premier Alexis Tsipras, leider van het extreem-linkse Syriza, draagt een
verpletterende verantwoordelijkheid voor de desastreuze situatie waarin de
gewone burgers van Griekenland zijn beland na de recente eurocrisis. Hij heeft de verkiezingsoverwinning van zijn
partij gebaseerd op de volgehouden leugen dat Griekenland in de eurozone kon
blijven zonder ‘vernederende’ besparingen en dat hij dat varkentje in Europa
wel eens snel zou wassen. Zelfs toen de
modale Grieken al bij de bankautomaten moesten aanschuiven om hun schamele 60
euro per dag te kunnen pinnen, hield hij vol dat zijn regering ervoor zou
zorgen dat Griekenland in de eurozone zou blijven zonder toe te geven op het
harde eisenpakket van de ‘trojka’. Hij
dreef de leugen en de desinformatie zo ver dat hij zijn bevolking opriep om in
een referendum tégen de voorstellen van de Eurogroep te stemmen, omdat dit de
onderhandelingspositie van de Grieken danig zou versterken. Het tegendeel bleek snel het geval: omwille
van het stilvallen van elke bancaire activiteit, kwam de Griekse economie tot
een complete stilstand en leidde Tsipras zijn land tot aan de rand van de
afgrond. Amper vijf dagen na het
referendum, moest hij dan ook een volledige U-bocht maken en moest hij
terugkomen op letterlijk elke belofte die hij aan de Grieken had gedaan. Intussen had dit bij voorbaat tot mislukken
gedoemde initiatief de Grieken minimum 10 miljard euro gekost. Een duur feestje.
Tsipras is
niet de eerste – en wellicht ook niet de laatste – politicus die zijn
fenomenale verkiezingssucces te danken heeft aan de ietwat naïeve belofte aan
kiezers in alle mogelijke windstreken van de wereld om met “change”, “cambio”,
“changement”, “Wende” of “verandering” met één vingerknip een einde te maken
aan alles wat er fout gaat in de samenleving, zonder precies te definiëren wat
die “verandering” dan precies inhoudt en welke offers de bevolking (of een
aantal deelgroepen) dan onvermijdelijk moet(en) brengen. Hij is ook niet de eerste – en zeker niet de
laatste – die nà verkiezingsdag ervaart dat die belofte keihard wordt tegengesproken
door de harde wetten van de dagelijkse realiteit. Wat de verantwoordelijkheid van Tsipras zo
overweldigend maakt is dat hij, met enige basiskennis van de Europese
economische en financiële unie, van meet af aan geweten moet hebben dat zijn
politieke analyse onmogelijk kon kloppen en dat hij desondanks de hoop en het
vertrouwen van zovele Grieken heeft misbruikt en beschaamd.
Een
financiële unie is in de regel gebaseerd op een economische en politieke
unie. Dat is in Europa niet het
geval. Er is wel een gemeenschappelijke
munt, de euro, maar geen “politieke unie” die via bindende besluitvorming de
economische omgevingsfactoren in alle lidstaten op uniforme wijze kan
aansturen. Er is wel een Europees
Parlement dat richtlijnen uitvaardigt en een Europese Raad (de vergadering van
Europese staats- en regeringsleiders) die over punctuele dossiers kan
beslissen, maar er is vooralsnog geen centrale Europese instantie die een
uniform beleid inzake pensioenen, werkloosheid, onderwijs, tewerkstelling,
economische expansie, wetenschapsbeleid en vestigingsvoorwaarden voor
ondernemingen kan bepalen.
Daarom is
het van bijzonder groot belang dat de landen die deel uitmaken van de eurozone
vrijwillig akkoord gaan – en blijven gaan – met strikte en strakke economische
en financiële omgevingsvoorwaarden om te kunnen blijven genieten van de immense
voordelen van een gemeenschappelijk financiële unie (financiële stabiliteit,
gemeenschappelijke munt, inwisselbaarheid van producten en diensten). De financiële unie moet blijven beantwoorden
aan een reële economische unie. Zo niet
wordt de gemeenschappelijke munt onstabiel en onhoudbaar en kunnen we niet
langer geniet van de Europese schaal waarop we nu met andere landen in de
wereld (onder)handelen.
Natuurlijk
is Tsipras niet de enige ‘schuldige’ voor het ontspoorde beleid in
Griekenland. Opeenvolgende regering van
socialisten en christendemocraten hebben onvoldoende gedaan om de massale
corruptie te bestrijden, om belastingen correct te innen, om overheidsdiensten
behoorlijk te laten werken, om het onderwijs beter te organiseren, om eerlijk
te communiceren met de Grieken over de onhoudbaarheid van een reeks oude
gewoonten en over de noodzaak om niet alleen de voordelen van de
gemeenschappelijke Europese munt (de euro) te willen, maar om ook de
voorwaarden tot begrotingsdiscipline en tot economische productiviteit die
ermee verbonden zijn, te aanvaarden. Maar
op Tsipras rust de loodzware verantwoordelijkheid dat hij zijn bevolking de
absurde en valse illusie heeft gegeven dat het mogelijk was om alleen van de
voordelen van een financiële unie te kunnen genieten, zonder er ook de nodige
economische en structurele inspanningen te moeten voor doen. Het hielp ook niet dat Tsipras nauwelijks
twee dagen nadat hij op de Europese Raad zijn akkoord had gegeven aan de deal
om een Grexit af te wenden, in de Griekse media verklaarde dat hij niet in het
akkoord geloofde dat hij zelf ondertekend had, maar dat hij het toch wou
uitvoeren om een Griekse chaos te vermijden.
Je kan moeilijk een schrijnender voorbeeld verzinnen van hoe je je eigen
politieke verantwoordelijkheid probeert te ontlopen.
De reactie
van de Europese Unie op de precaire Griekse situatie getuigde niet van empathie
en grootsheid; ze was in alle opzichten benedenmaats. In plaats van te zoeken naar ondersteunende
maatregelen die een ‘economie in moeilijkheden’ hadden kunnen ondersteunen en
stimuleren, werd wekenlang met spierballen gerold, werd openlijk de optie
verdedigd om een tijdelijke of definitieve Grexit door te voeren en werd de
‘slechte leerling’ niet alleen in de hoek gezet, maar moest hij ook nog op zijn
blote knieën in houten klompen gaan zitten met de handen op het hoofd.
Op die
manier hebben de Europese leiders een volstrekt foute inschatting gemaakt van
hun spierballengerol op de modale Griek, die ze nochtans nodig hebben om het
economische herstel op het terrein mogelijk te maken en om de nodige steun te
ontwikkelen voor een positief, gezamenlijk Europees project. Het was de regering die moest worden
‘gestraft’ omwille van de foute politieke keuzes, maar niet de bevolking die moest
worden geculpabiliseerd.
Europa heeft
de correcte beslissing getroffen om Griekenland, mits strenge voorwaarden, in
de euro te houden, maar het heeft een unieke kans gemist om de Grieken voor
Europa te winnen en om hen uit te nodigen solidair te zijn met wat ook in
andere Europese landen als ‘normaal’ wordt beschouwd. Het maakt de heropstanding van de Griekse
economie en de re-integratie in de Europese muntunie alleen maar veel en veel
moeilijker.
Ook op het
hoogste politieke vlak moet men inzien dat het creëren van een Europese Unie
niet alleen te maken heeft met akkoorden die tussen regeringsleiders worden
gesloten, maar zeker ook met de bereidheid en het enthousiasme van inwoners uit
alle Europese lidstaten om dit gezamenlijke project mee te aanvaarden en te
ondersteunen. Zonder de steun en de
goede wil van de Dorpsstraat staat de toekomst van de Europese Unie op losse
schroeven.
In de
Griekse crisis hebben niet alleen de Griekse regering en de Europese
instellingen een rol gespeeld. Ook de
banken, de ECB en het IMF hebben een bepalende invloed gehad. Hun invloed op de
uitkomst van deze crisis – en van vele andere – is niet onschuldig of
onpartijdig geweest.
De bancaire
wereld is de laatste decennia ontspoord. Ten eerste bestaat er geen
rechtstreekse correlatie meer tussen de ‘echte’ economische waarde van
bedrijven en initiatieven en hun financiële ‘waardering’. Hiervan getuigen enerzijds de gigantische
‘bubbels’ die na verloop van (korte) tijd bleken te ontploffen en anderzijds de
superkorte speculaties die alleen gebaseerd zijn op subjectieve ‘groeiprognoses’
en die geen solide materiële basis hebben om een financiële waardevermeerdering
te verantwoorden. Bankinstellingen
lijken meer geïnteresseerd in mooi gepresenteerde bubbels dan in projecten die
gebaseerd zijn op reële economische potentie en op actief engagement van mensen
die in het leven en in de samenleving iets willen realiseren.
Het wordt
hoog tijd dat de financiële wereld/bankinstellingen zijn/hun strategie
wijzigen: er moet niet alleen opgetreden worden tegen wanbetalers of fraudeurs,
er moet vooral vertrouwen geschonken worden aan mensen die nieuwe economische
activiteit willen creëren, aan ondernemers die risico willen nemen, aan
jongeren die een zaak willen beginnen.
Profiteurs en misbruikers van het systeem moeten er natuurlijk uit, maar
een ‘foute oorlog’ tegen iedereen die een creatieve impuls wil geven aan de
economie, is uit den boze. Banken moeten meer ethisch besef hanteren en moeten,
samen met nieuwe ondernemers, risico durven te nemen op het vlak van
initiatieven die duurzaam zijn, mensen samenbrengen en leiden tot emancipatie.
Het ethische
normbesef van de bancaire wereld is de laatste jaren gaandeweg verschrompeld
tot wat ‘wettelijk’ niet verboden is.
Blijkbaar is het bancaire geheugen bijzonder kort, want nauwelijks zeven
jaar geleden moesten alle regeringen van de westerse wereld gigantische
hoeveelheden belastinggeld injecteren in het bankensysteem, dat omwille van
megalomaan, supersnel winstbejag en omwille van totaal onverantwoorde risico’s
op een louter virtuele bubbel-economie, in elkaar was gestuikt en dreigde te
desintegreren. Als ‘ethisch’ argument
werd toen aangehaald dat de spaarcenten van de cliënten moesten beschermd
worden en dat dit flink wat belastinggeld waard was. Over de verantwoordelijkheid van de
bankensector zelf werd nadien niet veel meer vernomen. Bovendien maakt die sector opnieuw veel
winst, terwijl de belastingbetaler nog steeds de besparingen en bezuinigingen
voelt die nodig waren om de kapitaalinjectie in 2008-2009 te kunnen
bekostigen. Dat klopt niet. Dat is niet rechtvaardig en daarin moet
verandering komen. Indien de banken zich
alleen storen aan wat de wet verbiedt, dan moet de wetgeving op Europees en
internationaal niveau worden aangepast, zodat banken verplicht worden om de
reële economie zuurstof te geven en om risicokapitaal tegen betaalbare
voorwaarden ter beschikking te stellen van ondernemers en starters. Dàt is de verantwoordelijkheid die de
Europese leiders en regeringen dragen om de economie weer ademruimte te geven.
Ter
verduidelijking: de winst die de drie grote banken in België in 2014 boekten,
waren resp. 1,762 miljard euro (KBC), 1,25 miljard euro (BNP Paribas Fortis) en
462 miljoen euro (‘staatsbank’ Belfius).
Tegen 2016 of ten laatste 2017 hopen deze banken de ‘schuld’ te hebben
afgelost die ze maakten tijdens de bankencrisis. En wat dan?
Welke maatschappelijke en humane verantwoordelijkheid dragen deze
instellingen (en hun veel grotere internationale broers) ten aanzien van de
klanten van wie ze de middelen beheren?
Die discussie wordt nog een heel stuk belangrijker dan de veldslag om
Athene.
Werk maken
van een reële en democratisch gelegitimeerde politieke unie die de Eurozone
moet stabiliseren en Europese regelgeving ontwikkelen die de ondemocratische
financiële hegemonie van de bankenwereld moet doorbreken en moet ombuigen tot een
creatief instrument van vooruitgang en emancipatie, dàt zijn de uitdagingen die
de Europese leiders moeten aanpakken.
Elk uitstel is schuldig verzuim.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten