Provincies komen weinig in het nieuws omdat ze voornamelijk
een dienstverlenende, faciliterende en ondersteunende rol vervullen voor lokale
overheden, verenigingen en vrijwilligers.
Daardoor zijn hun werking en hun actieradius minder bekend bij het ruime
publiek, dat vaker en rechtstreekser in contact komt met bv. een
gemeentebestuur.
Het is daarom goed dat gouverneur Jan Briers van
Oost-Vlaanderen in ‘De Wereld Vandaag’ (Radio 1) op dinsdag 21 maart jl., naar
aanleiding van een congres over lokale besturen, zijn visie gaf op de
toekomstige rol van de provincies in het nieuwe bestuurlijke landschap dat
volop door de Vlaamse overheid wordt voorbereid.
De gouverneur onderstreepte in zijn radio-interview enkele
belangrijke uitgangspunten, die volgens hem illustreren welke belangrijke rol
de provincies moeten spelen in die nieuwe context :
-
Hij stelt vast dat de provinciale
administratie een zeer betrouwbare en degelijke partner van de lokale besturen
is.
-
Hij noemt de provincie een onmisbare
partner voor heel wat aspecten in het gemeentebeleid, zoals milieu, mobiliteit
en klimaat.
-
Hij wijst er – terecht – op dat er
momenteel te veel semi-politieke bovenlokale structuren bestaan, onder de vorm
van intercommunales, streekplatformen en andere samenwerkingsverbanden die soms
weinig transparant werken, waardoor effectieve democratische controle moeilijk
is. Hij stelt voor om die bovenlokale
taken te laten coördineren door het provinciale niveau.
-
Hij vindt dat we moeten kiezen voor een
vereenvoudiging en reducering van de te talrijke bovenlokale structuren die
vandaag bestaan. Hij pleit voor één
provinciaal platform.
Het is niet omdat deze basisanalyse klopt, dat daardoor
meteen ook de beheersstructuur klopt die de gouverneur daaraan wil koppelen. Op een aantal vlakken slaat de gouverneur,
naar mijn mening, de bal grondig mis:
-
Gouverneur Briers stelt dat de
provincieraad beter vervangen kan worden door een conferentie van alle
burgemeesters van de provincie (in het geval van Oost-Vlaanderen en
Vlaams-Brabant: 65 burgemeesters). Deze
conferentie moet dan toezicht houden op de provinciale administratie. Burgemeesters
zijn inderdaad de vertegenwoordigers bij uitstek van hun gemeente, maar ze zijn
verkozen om de belangen van hun gemeente te verdedigen, niet om een bovenlokale
administratie aan te sturen. Ze kunnen op die bovenlokale opdracht ook niet
democratisch gesanctioneerd worden, tenzij door de kiezers van hun eigen
gemeente of stad. Burgemeesters maken nu
al ‘ambtshalve’ deel uit van heel wat overleg- en beslissingsfora zoals het politiecollege
en de politieraad van hun politiezone, de zoneraad van de brandweer, de syndicale
overlegorganen, het burgemeestersoverleg, de veiligheidscel, de crisiscel,
gemeentelijke adviesorganen, e.d.m. Het
lijkt me niet gezond om de taakbelasting en de persoonlijke bevoegdheid van alle
burgemeesters nog verder uit te breiden met de controle op de provinciale
administratie. Ik vrees dat die provinciale
controle en aansturing dan niet hun eerste zorg zal zijn en dat de provinciale administratie
in dat geval, zoals bij sommige andere intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden, autonoom en zonder al te veel checks and balances zal
opereren. Gouverneur Briers is er zich
in zijn voorstel wél van bewust dat het provinciale niveau moet aangestuurd
worden door een voldoende groot aantal vertegenwoordigers die alle regio’s en
alle types van gemeenten en steden uit de provincie weerspiegelen. Dat uitgangspunt gaat regelrecht in tegen de
plannen van de Vlaamse overheid om het aantal provincieraadsleden (die als
verloning geen fortuin ontvangen, maar eenzelfde ‘zitpenning’ krijgen als een
gemeenteraadslid) te halveren en er op die manier voor te zorgen dat alleen nog
de grote steden in de toekomstige provincieraden vertegenwoordigd zullen zijn. De
provincieraad van de toekomst dreigt daardoor minder leden te tellen dan de
gemeenteraad van een centrumstad.
Hopelijk wordt deze ondoordachte, louter symbolische hakbijl in extremis
nog afgewend.
-
Heel wat intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden kunnen volgens gouverneur Briers vervangen worden door
een ‘provinciaal ambtenarijenplatform’.
Daarmee ben ik het fundamenteel oneens.
De provinciebesturen beschikken over een zeer getalenteerd en gemotiveerd
ambtenarenkorps, maar het is geen goed idee om die ambtenaren het ‘dagelijkse
beheer’ van de bovenlokale taken eigenmachtig te laten uitoefenen, zonder
effectieve aansturing of controle door een democratisch verkozen orgaan dat
specifiek verantwoordelijkheid draagt voor die bovenlokale, provinciale taken.
Ambtenaren werken beleidsvoorbereidend en beleidsuitvoerend, maar het zijn de
democratisch verkozen leden van het bestuursorgaan, i.c. de provincieraad en de
deputatie, die deze administratie aansturen, de beleidsprioriteiten bepalen en
nadien ook controleren of de beleidsdoelstellingen werden behaald. Gouverneur Briers stelt dat al die
aansturings- en controletaken vervuld zouden kunnen worden door een ‘conferentie
van burgemeesters’ die één keer per maand op het provinciehuis zou vergaderen. Ik denk oprecht dat hij de rol, de inzet en
het engagement van provincieraadsleden en gedeputeerden daarin volledig miskent. Het is overigens een beetje vreemd dat een
niet-verkozen ambtenaar die de provinciegouverneur is (een hoge en bekwame
ambtenaar, maar wel geen verkozen mandataris), zich zo laatdunkend uitspreekt
over de democratisch verkozen beleidsinstanties (provincieraad/deputatie)
waarmee hij dagelijks samenwerkt om de bovenlokale taken van de provincie zo
goed mogelijk te kunnen invullen. Waarom
zouden we, in dezelfde logica, dan niet voorstellen om het Vlaamse en het
federale parlement af te schaffen en deze instellingen eveneens te vervangen
door een ‘conferentie van burgemeesters’?
Dat zou pas een échte besparing inhouden en zou de voeling met de
Dorpsstraat pas écht garanderen. Maar
iedereen die het politieke bedrijf volgt, beseft dat dit geen goede denkpiste
zou zijn, omdat de zorg en de beleidsinteresse voor Vlaamse, federale en
Europese beleidsthema’s een specifiek engagement, een specifieke tijdsbesteding
en een specifieke expertise veronderstellen.
Net dezelfde redenering is ook van toepassing op het uitstippelen, coördineren
en aansturen van bovenlokale samenwerking op provinciaal niveau.
-
Gouverneur Jan Briers beweerde in zijn
interview dat op de conferentie over lokale besturen die hij had bijgewoond, er
geen enkele politieke partij was die ‘njet’ zei tegen het voorstel om de
provincieraad te vervangen door een conferentie van burgemeesters en om dat
verkozen politieke niveau af te schaffen. Ik moet hem tegenspreken. CD&V heeft zich
alvast duidelijk uitgesproken voor een sterk provinciaal beleidsniveau met een autonome,
democratisch verkozen provincieraad. Dat
is vastgelegd op het congres van november 2016.
-
Gouverneur Jan Briers stelde in zijn
radio-interview dat de provincieraad slechts één keer per maand samenkomt en
dat het voor burgemeesters dus geen grote supplementaire belasting zou betekenen
om die taak van de provincieraadsleden over te nemen. Die uitspraak kan ik moeilijk begrijpen. In
elk provinciebestuur zijn er provinciale raadscommissies, waarop beslissingen
voor de provincieraad vooraf grondig worden besproken, waarop gedeputeerden ter
verantwoording worden geroepen en waarop experten toelichting komen geven over
de technische aspecten van dossiers. De
sneer dat er slechts één raadzitting per maand is, klinkt bijna even
populistisch als het ‘argument’ dat het parlement slechts één keer per week een
plenaire zitting houdt en dat de parlementsleden voor de rest van de tijd geen parlementaire
werkzaamheden zouden hebben.
-
De gouverneur van Oost-Vlaanderen verklaarde
in zijn interview met Radio 1 ook dat de directies van de betrokken provinciale
diensten “zoals in om het even welk bedrijf” zouden moeten instaan voor het
dagdagelijkse beheer. Als we
ontsporingen, zoals die zich in bepaalde intercommunales hebben voorgedaan, willen
voorkomen en vermijden (net omdat er géén of onvoldoende controle was door democratisch
verkozen gezagsdragers), dan moeten we vooral niet streven naar een bovenlokale
structuur waarin er minder controle en minder rechtstreeks engagement voor het
beleidsniveau in kwestie wordt betoond.
Dan moeten we, integendeel, de democratische slagkracht en
representativiteit van de provinciebesturen koesteren en versterken in het
toekomstige bestuurlijke landschap van de lokale besturen.
Rechtstreeks verkozen provinciebesturen
en hun deputaties zijn daartoe het geschikte instrument.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten