Beste
Pieter,
We kennen
elkaar van bij de CVP-Jongeren, één van de beste politieke leerscholen van het
land, waar we de gewoonte hadden elkaar correct, maar ongezouten te zeggen
waarop het stond. Die gewoonte hebben we
gelukkig nooit afgeleerd. Daarom moet ik
nu reageren op wat je gisteren zei in het VTM-Journaal.
Ik ben het
eens met de stelling dat onze politieke boodschap te weinig mensen heeft kunnen
overtuigen bij de verkiezingen van 26 mei.
Ze herkenden er te weinig hun eigen noden en wensen in en ze merkten ook
te weinig verschil met het andere aanbod in de etalage. Dat was overigens niet alleen een probleem
voor CD&V, maar voor alle andere partijen die mikken op de middengroep in
de samenleving.
Ik ben het
niet eens met de stelling dat we dan maar de banden moeten doorknippen met de
middenveldorganisaties. Wel
integendeel. De sterkte van ons
christendemocratisch project is het gezamenlijk zoeken naar een fair compromis,
naar een maatschappelijke synthese van verschillende visies en belangen. Dat is de voorbije jaren niet te veel, maar
net te weinig gebeurd.
Wanneer
vertegenwoordigers van het ‘klassieke middenveld’ onze partij voornamelijk beschouwen
als een kiesvereniging die moet dienen om pionnetjes een gunstige
uitgangspositie te bieden op een kieslijst, zodat ze nadien uitsluitend de
belangen van hun achterban kunnen verdedigen in het parlement of in de
regering, dan leidt dit onvermijdelijk tot een systeemfout. Zowel bij hen als bij onze partij.
Wat op dit
moment ontbreekt is de bereidheid en het vermogen om tot een synthese te komen,
om de verzuchtingen van het klassieke middenveld te toetsen aan de politieke
realiteit van vandaag, om de haalbaarheid van economische, financiële en
groepsbelangen af te wegen tegen de pijnlijke limieten van een stagnerend
marktmodel, met steeds minder mogelijkheden om meer te geven en meer
te beloven en steeds meer verplichtingen om morele keuzes te maken die tegelijk
welvaart en innovatie stimuleren én ervoor zorgen dat wie uit de boot dreigt te
vallen, kan rekenen op de solidariteit en de steun van de anderen.
In deze
omstandigheden is er méér in plaats van minder dialoog nodig. Niet met de vuist op de tafel en met het
pistool in de aanslag, maar met een open geest en een open hart. Niet met een dreiging of een oekaze, maar met
argumenten en zin voor nuance. Niet met
een oproep om niet te stemmen voor bepaalde partijen (met akelige herinneringen
aan kanselpredikers uit de 19de eeuw), maar met de bereidheid om
zonder taboes de echte knelpunten van onze tijd onder ogen te zien en samen
naar oplossingen te zoeken.
Daarbij zal
de dialoog met het klassieke middenveld niet meer volstaan. De samenleving is de voorbije decennia
ingrijpend gewijzigd, terwijl ‘de politiek’ – en dus ook onze partij – nog al
te zeer werkt met de methodes en de instrumenten van een vervlogen tijdperk.
Als
politieke partij die een maatschappelijke synthese wil maken op basis van het
sociaal personalisme, kunnen en moeten we duidelijk zijn over onze politieke
fundamenten. De christendemocratie is geen wollig begrip dat moeilijk uit te
leggen is. We zijn geen grijze muizen die niet goed welke richting we uit
willen. Wij zijn niet grijs. Wij denken in kleur, niet in zwart/wit. Voor ons
staat het respect voor elke mens centraal.
Elke mens telt. Niet alleen als
opvoedeling in een onderwijssysteem, als productie-element in een economische
keten, als werknemer of als werkgever, als consument of als producent, als
autochtoon of als allochtoon, als belastingplichtige in een fiscaal regime of
als rechtsonderhorige in een juridisch dispuut, maar als een volwaardige
menselijke persoon, die alle kansen verdient om zich volledig en volwaardig te
ontplooien en om een goed en gelukkig leven te leiden. Die ambitie kunnen we niet alleen, op
onszelf, waarmaken. We zijn niet alleen
verantwoordelijk voor onszelf en ons eigen welzijn, maar ook voor elkaar en
elkaars welzijn. Daartoe hebben we een maatschappelijk systeem nodig dat
verantwoordelijkheid aanmoedigt, kansen geeft, werkzaamheid stimuleert, rechten
en plichten definieert, eigenheid koestert, diversiteit erkent,
rechtvaardigheid nastreeft en solidariteit vooropstelt, vooral met de meest
kwetsbaren.
Dat heldere
uitgangspunt moet de sokkel vormen waarrond we mensen en groepen uit alle lagen
van de bevolking verzamelen om oplossingen te zoeken voor de echte uitdagingen
van onze tijd. Zonder taboes en zonder
schaduwboksen. Daarbij is de inbreng van
het klassieke middenveld, wat mij betreft, zeker welkom. Hun expertise, hun
kennis en hun engagement zijn belangrijke hefbomen om nieuwe wegen in te
slaan. Maar ook de inbreng van andere
mensen en groepen is essentieel: zowel de klimaat- en milieubewegingen als de
korteketengroepen, de school- en wijkcomités, de derde- en
vierdewereldbewegingen, de academische wereld, de VOKA’s, de Warmste Wekers, De
Kom op tegen Kankers, de sport- en jeugdbewegingen, kortom: alle mensen die
beseffen dat de wereld groter is dan hun eigen navel en die bereid zijn met
anderen samen te werken om hun wereld en dé wereld te verbeteren.
De toekomst
van de democratische politiek – en dus ook van onze partij – ligt niet in het
uitsluiten of het diaboliseren van mensen en groepen, maar in het samenbrengen
van mensen van goede wil rond dragende projecten waarvan ze mede-eigenaars
zijn, waarvoor ze zich medeverantwoordelijk voelen en die ze mee willen
realiseren.
Coproductie van beleid,
gepaard aan co-verantwoordelijkheid, is de weg van de toekomst die we samen
moeten durven te gaan. Onze partij zal
zich fundamenteel moeten oriënteren en organiseren op deze nieuwe horizon. En
of dan Hilde, Koen, Els, Sammy of jij, Pieter, de nieuwe voorzitter van
CD&V wordt, is slechts in die mate van belang dat hij of zij het ‘gezicht’
moet (kunnen) zijn van deze nieuwe beweging.
We kunnen
daarbij alleen maar hopen en wensen dat ook de media en de sociale organisaties
zich even grondig bezinnen over hun rol in het maatschappelijke debat en hun
verantwoordelijkheid bij het tot stand komen van een realistische en gedragen
synthese.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten