dinsdag 24 december 2019
maandag 9 december 2019
Hoezo, de PS is 'incontournable' voor een federale regering?
Sinds de mislukking van de
preformateursfase met Geert Bourgeois (N-VA) en Rudy Demotte (PS) voor de vorming
van een nieuwe federale regering horen en lezen we overal dat er wél een
federale regering mogelijk is zonder de grootste partij in Vlaanderen, maar
niet zonder de grootste partij in Wallonië. De PS zou 'incontournable' zijn.
Hoezo?
Ook als men extreemrechts en extreemlinks
niet rond de onderhandelingstafel wil, zijn er nog andere mogelijkheden om tot
een voldoende grote meerderheid voor een federale regering te komen.
Eén voorbeeld (want er zijn er meedere): een coalitie van N-VA (25 zetels) met CD&V
(12 zetels), Open Vld (12 zetels) en Groen (8 zetels) aan Vlaamse kant en met MR (14 zetels),
Ecolo (13 zetels) en CDH (5 zetels) aan Franstalige kant levert een ruime
meerderheid van 89 zetels op 150 op. Deze
combinatie zorgt voor een meerderheid van parlementszetels aan Vlaamse kant en
een net-niet meerderheid aan Franstalige kant.
Indien men per se een meerderheid in elke taalgroep wil, kan Défi (2
zetels) betrokken worden.
Niemand beweert dat de onderhandelingen
voor zo'n coalitie een wandeling in het park zouden zijn. Maar een dergelijke meerderheid is theoretisch en mathematisch wel
mogelijk.
Naast centrumlinks en centrumrechts,
bestaat immers ook centrum-groen, met de mogelijkheid een doortastend
klimaatbeleid vorm te geven. Bovendien zou een dergelijke coalitie een
bindteken kunnen vormen tussen het noorden van het land dat op 26 mei 2019 heeft gezorgd voor
een rechts verkiezingsresultaat in Vlaanderen en voor een links
resultaat in het zuiden van het land.
Het klopt natuurlijk dat Ecolo na de
recentste verkiezingen verklaard heeft niet met N-VA te willen samenwerken. Maar als de fractieleider van Ecolo-Groen in
de Kamer, Kristof Calvo, op het VRT-programma ‘De Zevende Dag’ verkondigt dat
het tijd is om verschillen te overbruggen in plaats van tegenstellingen op te kloppen
en dat er dringend nood is aan een functionerende federale regering, dan zou men
hem op zijn woord kunnen nemen en deze piste niet bij voorbaat moeten uitsluiten.
Bovendien zou alleen al het verkennen
van deze piste de PS kunnen genezen van de arrogantie van de
vermeende onmisbaarheid.
vrijdag 6 december 2019
Hoe zal Vlaanderen in de nationale luchthaven participeren?
Vandaag voorpaginanieuws op alle
nieuwssites: “Vlaanderen wordt aandeelhouder in Brussels Airport”. Via de
ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) investeert de Vlaamse overheid naar
verluidt iets meer dan 100 miljoen euro in een consortium rond het Nederlandse
pensioenfonds APG en verwerft daarmee naar schatting 1,8 procent in de
aandelenstructuur van de nationale luchthaven.
Dat kleine percentage volstaat niet om
een zitje te verwerven in de raad van bestuur van Brussels Airport Holding,
maar het verleent de Vlaamse overheid wel ‘recht van spreken’ over het beheer
van de luchthaven van Zaventem. In
september 2018 maakte PMV al de intentie bekend om een participatie te nemen in
het beheer van de nationale luchthaven, maar die operatie ging toen om tal van
redenen niet door. Nu is het toch zo ver
en dat is in principe een goede zaak.
Want op die manier is de regio waarin de luchthaven gevestigd is
structureel vertegenwoordigd in de beleidsorganen van het bedrijf.
De vraag is alleen: hoe zal
de Vlaamse overheid precies participeren in het luchthavenbedrijf? De eerste berichten wijzen op een vrij
eenzijdige insteek. In de krant ‘De Standaard’
lezen we: “De instap van het Vlaams Gewest in Brussels Airport is vooral symbolisch
belangrijk. De luchthaven van Zaventem is de nationale luchthaven maar ligt
wel in het Vlaams Gewest. Het aangrenzende Brussels Gewest is een erg koele
minnaar van de luchthaven en bemoeilijkt haar groei door strenge geluidsnormen
te hanteren en stevige boetes uit te schrijven voor wie ze overschrijdt. In het
verleden hebben daardoor al luchtvaartmaatschappijen voor vrachtvervoer hun
koffers gepakt. Vlaanderen is echter gevoelig voor het belang van de luchthaven
voor de economische groei en tewerkstelling.”
De nationale luchthaven is de op één na belangrijkste economische poort
van Vlaanderen en verdient daarom inderdaad gepaste aandacht vanwege de
overheid. Maar de luchthaven is ook
gevestigd in één van de dichtstbevolkte gebieden van het land en het welzijn en
de gezondheid van de omwonenden verdienen daarom evenwaardige aandacht. Bij de ontwikkeling van toekomstmodellen voor
de luchthaven moet dus een evenwicht worden gevonden tussen het economische
belang van de luchthaven en de omgevingskwaliteit voor de omwonenden. Dat evenwicht is zeker mogelijk, zoals wordt
aangetoond in het boek “Wellness aan de startbaan”.
Alleen zal dan het klassieke model van financiële participatie niet
volstaan. Indien het alleen de bedoeling
zou zijn van PMV om via de participatie in Brussels Airport Holding elk jaar
dividenden op te strijken en kritiekloos mee te gaan in de huidige uitbreidingsplannen
van de luchthaven, die een regelrechte aanslag inhouden op de leefbaarheid van
de brede luchthavenregio, dan zou dat een totaal gemiste kans zijn.
De overheid draagt immers niet alleen een financiële en economische
verantwoordelijkheid ten aanzien van haar burgers, maar heeft ook de plicht om
de gezondheid en het welbevinden van haar inwoners te beschermen en te
verbeteren. We kennen allemaal het
riedeltje dat mensen die in de luchthavenomgeving gaan wonen, toch wel weten
waar ze aan toe zijn en dat ze dus niet moeten komen klagen. Wie naast een startbaan gaat wonen, weet
inderdaad dat er hinder mee gepaard gaat.
Maar die heeft er wel niet voor gekozen dat de startbaan tot in zijn
tuin wordt verlengd.
In plaats van meewarig het hoofd te schudden wanneer omwonenden opkomen
voor een gezonde en kwaliteitsvolle buurt, moet een verantwoordelijke overheid ervoor
kiezen om exploitatieformules te stimuleren die economische concurrentiekracht
combineren met respect voor de mensen die elke dag worden geconfronteerd met de
mobiliteitsdruk, de luchtvervuiling en de geluidslast van een mega-onderneming.
De
hinder volledig wegnemen is onmogelijk.
De hinder zo veel mogelijk verminderen is wél een beleidsoptie.
Het
uitgangspunt van de (Vlaamse) overheid zou moeten zijn dat men de financiële
participatie in de beleidsorganen van het luchthavenbedrijf gebruikt als hefboom
om reële beslissingsmacht te kunnen uitoefenen, zodat men evoluties in deze
strategisch belangrijke sector niet moet ondergaan, maar ze actief mee kan
sturen. En zodat men de omwonenden
eindelijk een medebeslissende stem kan geven in de besluitvorming rond een
bedrijf dat hun leven dag en nacht beïnvloedt.
Als
beleidsvoerders het oprecht menen met hun voornemen om de kloof met de mensen
in de Dorpsstraat te dichten, dan is het enig mogelijke alternatief dat ze
daadwerkelijk naar die mensen luisteren, dat ze rekening houden met hun
bekommernissen en bezorgdheden en dat ze bereid zijn om het beleid mét die
mensen te “coproduceren”, zodat het dagelijkse “wij/zij”-steekspel wordt overstegen
en er wordt samengewerkt aan een duurzame en leefbare toekomst.
Het
is goed dat Vlaanderen via de ParticipatieMaatschappij in de nationale
luchthaven investeert. Het wordt nog
veel beter wanneer die overheid van Vlaanderen een participerende maatschappij
maakt.
vrijdag 18 oktober 2019
donderdag 3 oktober 2019
dinsdag 23 juli 2019
Brusselse vrienden, laat ons ernstig blijven.
Het nieuwe regeerakkoord van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest bevat een opmerkelijke passage over de luchthaven
“Brussel-Nationaal”, zoals ze in de tekst genoemd wordt.
Onder de hoofding ‘De levenskwaliteit van de
Brusselaars als centrale prioriteit’ lezen we onder meer: “Wat de overlast door
het vliegverkeer boven Brussel betreft, is de (Brusselse) regering van
oordeel dat de levenskwaliteit en de rust van de Brusselaars van prioritair
belang zijn voor hun gezondheid. Zij
betoogt dat de activiteiten en de infrastructuur (onder meer de landingsbanen)
van de luchthaven Brussel-Nationaal aangepast moeten worden aan de nabijheid
van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en zijn dichtbevolkte gebieden.”
Deze passage in het Brusselse
regeerakkoord is een onversneden pleidooi om landingsbaan 25L uit te breiden en
door te trekken tot in het hart van Erps-Kwerps, om op die manier Brussel nog
meer te ontzien dan nu reeds het geval is. Dit getuigt van een ontstellend gebrek aan
respect voor de inwoners van Kortenberg en Steenokkerzeel, van de Vlaamse Rand
en van Vlaams-Brabant. Volgens welke
logica is wat ‘slecht’ is voor de gezondheid van de Brusselaars plots ‘geen probleem’
voor de gezondheid van de Vlaams-Brabanders?
Bovendien is de verdeling van de geluidslast nu al
volledig scheefgetrokken in het voordeel van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest. In een boek dat ik over de
problematiek rond de luchthaven van Zaventem heb geschreven – en dat eind september
gepubliceerd wordt – wordt deze stelling met harde cijfers en met
wetenschappelijk onderzoek onderbouwd.
Ondanks het getoeter dat we al jaren horen vanuit Brusselse
nimby-kringen, bewijzen de track counts van de reëel geregistreerde vluchten
dat Vlaams-Brabant momenteel reeds meer dan 70% van de geluidshinder moet
slikken. Wat de ernstige hinder betreft (55
dB(A) tot 75 dB(A)) is de verhouding nog scherper. Onder sommige weersomstandigheden loopt dat percentage
op tot 85%.
Het is ook vreemd dat regeringspartijen die zichzelf
ecologisch noemen en die pleiten voor een mondiale bewustwording rond de
verstoring van onze ecosystemen, er plots geen enkel probleem mee hebben om in
eigen land de buren op te zadelen met hinder die men voor zichzelf ongezond en
onwenselijk vindt.
In datzelfde Brusselse regeerakkoord staat dat “het (Brusselse)
besluit betreffende de bestrijding van de geluidshinder voorgebracht door het
luchtverkeer, dat in werking trad op 1 januari 2000, tot op vandaag nog altijd
het enige juridisch wapen is voor de Brusselaars om zich te verdedigen.” In één
adem wordt eraan toegevoegd dat “de (Brusselse) regering alle mogelijke
rechtsmiddelen zal blijven aanwenden om ervoor te zorgen dat het besluit
volledig nageleefd in niet in vraag wordt gesteld.”
In tegenstelling tot Vlaanderen, beschikt
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over geluidsnormen die specifiek gericht
zijn op het vliegtuigverkeer en die in elke discussie over een eerlijke
verdeling van de geluidshinder opduiken als juridisch argument om te
verantwoorden waarom hinderlijke vliegroutes en vliegtuigen systematisch boven
Vlaams-Brabant gaan.
Dat besluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
wordt momenteel met een aansprakelijkheidsvordering aangevochten door 10
Vlaams-Brabantse gemeenten, enkele inwoners en het provinciebestuur. De redenering daarbij is dat het Brusselse
Gewest de andere gewesten en de federale overheid niet kan gijzelen om een
eerlijke verdeling van de geluidslast onmogelijk te maken op basis van eigen
geluidsnormen. Hiervoor worden drie
fundamentele motiveringen aangehaald.
Ten eerste zijn de Brusselse geluidsnormen
zgn. reglementaire normen, die op grond van artikel 159 van de Grondwet
ondergeschikt zijn aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens (EVRM) en aan de artikelen 22 en 23 van de Grondwet. Deze artikelen hebben betrekking op het recht
op de eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven en op het recht op
de bescherming van een gezond leefmilieu.
Daarnaast moet het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest ook het beginsel van de federale loyauteit respecteren, zoals
bepaald in artikel 143, §1 van de Grondwet. Dit beginsel houdt in dat één overheid
haar bevoegdheid niet op een dergelijke manier mag aanwenden dat de uitoefening
van de bevoegdheid van een andere overheid onmogelijk wordt gemaakt of sterk
wordt bemoeilijkt. Sinds 1 juli 2014 is het Grondwettelijk Hof trouwens bevoegd
om wetten, decreten en ordonnanties rechtstreeks te toetsen aan het beginsel
van de federale loyauteit.
Bovendien worden in de rechtsleer ook vraagtekens
geplaatst bij de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest om
geluidsnormen toe te passen op de luchtvaart. De gewesten zijn immers niet
expliciet bevoegd voor aspecten die te maken hebben met het luchtruim. Daarbij
rijst de vraag of de geluidsnormen voor de luchthaven van Zaventem niet gewoon
deel uitmaken van de bevoegdheid van de federale overheid op grond van de
bijzondere wet tot hervorming van de instellingen.
“Wij alle lusten en de anderen alle lasten” is een
houding die we al niet zouden pikken vanwege een stel ruziënde pubers op de
speelplaats, laat staan vanwege een overheidsorgaan dat nota bene financieel
aangewezen is op de solidariteit van de federale overheid en van de andere
gewesten om zijn rol te kunnen vervullen.
Men kan niet tegelijk met de hand open staan om centen te krijgen én in
de onderbuik trappen van wie geeft.
Laat ons daarom ernstig blijven, Brusselse
vrienden. Het vraagstuk rond de toekomst
van onze nationale luchthaven is te complex en te belangrijk om het op die
manier te behandelen. De luchthaven van
Zaventem is de tweede belangrijkste economische poort van het land én de
toegangsdeur waarlangs Brussel zijn internationale rol kan vervullen. Er
bestaan wel degelijk oplossingen om te zorgen voor een duurzame ontwikkeling
van de luchthaven die ook de gezondheid en het welzijn van de omwonenden
respecteert. Maar daarvoor is dialoog,
goede wil en politieke moed nodig.
Daarbij kan niemand 100% van het voordeel en 0% van het nadeel in de
wacht slepen.
Een goede raad voor de toekomstige
onderhandelaars voor de federale en voor de Vlaamse regering: veeg dit dossier
niet onder de mat, maar pak het ernstig en met open vizier aan. Na jarenlang getalm en getreuzel wordt het de
hoogste tijd om voor de luchthavenregio een duurzame toekomst uit te tekenen.
Abonneren op:
Posts (Atom)