donderdag 23 juli 2015

CD&V houdt woord: de tax shift is er.


Het is logisch dat iedereen zo hevig tegen CD&V tekeer gaat over de tax shift waarover de federale regering een volledig akkoord heeft bereikt op 23 juli 2015. 
Tijdens de regeringsonderhandelingen in 2014 en bij alle discussies het jaar nadien, gunde niemand deze politieke doorbraak aan de Vlaamse christendemocraten.  En toch brachten Wouter Beke en Kris Peeters het sàmen met de regeringspartners voor mekaar: een tax shift van méér dan 7 miljard euro, waardoor de lasten op arbeid verlaagd worden, er zuurstof komt voor nieuwe economische initiatieven en er nieuwe jobs gecreëerd zullen worden.  Daarenboven wordt de schuld verder afgebouwd, komt men tot een begrotingsevenwicht in 2018 en neemt de globale fiscale druk af.  Je moet het maar doen. 
Het kan natuurlijk altijd beter, maar in een coalitieregering moet je rekening houden met het programma en de prioriteiten van alle partners.  Vanuit de oppositie is het gemakkelijk te ‘schieten’ op enkele onsympathieke inkomstenmaatregelen die met een tax shift gepaard gaan.  Anders zaten we in een scenario van belastingverhoging, maar dat was voor CD&V geen optie.  Niemand kan ontkennen dat een lastenverlaging voor ondernemingen noodzakelijk was en blijft om het economische initiatief nieuwe impulsen te geven in Vlaanderen en in België.  Bovendien wordt de lastenverlaging, waar ze negatieve effecten zou kunnen hebben op de laagste inkomens, sociaal gecorrigeerd. 
Kon het nog beter en nog rechtvaardiger?  Ongetwijfeld.  Maar CD&V is in deze coalitie niet de grootste partij.  Dat betekent dat de Vlaamse christendemocraten hun visie niet zonder meer kunnen doen aanvaarden door de andere partijen.  Wie wil dat er in de toekomst daadwerkelijk een grotere financiële inspanning gevraagd wordt aan de grote vermogens (en dan gaat het echt niet over de modale tweeverdieners of de gepensioneerden die een spaarcent opzij hebben gezet), moet er bij de volgende verkiezingen voor zorgen dat CD&V sterk genoeg is om de leidende kracht in de regering te zijn.  Dan zal ook die bekommernis realiteit worden.  Zoals de tax shift, die een jaar lang ‘onmogelijk’ en ‘onnodig’ werd geacht, nu ook een realiteit is geworden.
En wat de kritiek van de socialisten en Groen betreft: zij hebben er zelf helemaal geen prioriteit aan gegeven toen ze in de regering aan de knoppen zaten en de kans hadden om zélf een tax shift door te voeren.  Het is dus redelijk hypocriet dat ze vandaag zo te keer gaan tegen de huidige meerderheidspartijen die er, in budgettair moeilijke omstandigheden, wél werk van maken. Het leek een mission impossible die door één partij van de meerderheid gevraagd werd.  Maar de kogel is door de kerk en de komende jaren wordt ons land een stuk interessanter voor nieuwe investeringen en voor nieuwe jobs.  Dat is voor de Vlaamse christendemocraten belangrijker dan het schimmengevecht dat nu in de media wordt gevoerd.

dinsdag 21 juli 2015

Geslaagde provinciale viering van de nationale feestdag


Op de nationale feestdag verving provincieraadsvoorzitter Chris Taes (CD&V) gouverneur Lodewijk De Witte als gastheer voor de provinciale plechtigheid in Leuven.  Naast verschillende leden van het Leuvense college van burgemeester en schepenen, waren ook hoge vertegenwoordigers van de rechterlijke macht, van de militaire overheid, van de politiediensten en van de universiteit op de plechtigheid aanwezig.

Taes hield een gelegenheidstoespraak in de overvolle grote zaal van het Leuvense stadhuis: “Ik ben blij u te mogen verwelkomen na het Te Deum ter gelegenheid van onze nationale feestdag.  Zoals elk jaar herdenken we vandaag de grondwettelijke eedaflegging van Koning Leopold I op 21 juli 1831.  In februari van dat jaar werd het constitutionele raamwerk van de jonge Belgische staat vastgelegd. De Grondwet steunde op de principes van een gedecentraliseerde unitaire staat, waarbij de provincieraden verantwoordelijk werden voor de behartiging van het provinciale belang. Sindsdien is ons land omgevormd tot een federale staat met aanzienlijke bevoegdheden en autonomie voor de deelstaten en met een toenemend belang voor de lokale besturen. 

Voor het provinciale bestuursniveau vormt de nieuwe afbakening van de bevoegdheden van het provinciebestuur een uitgelezen kans om haar positie in het bestuurlijke landschap scherp te stellen en om zo tot een efficiënter en democratischer bestuurlijk Vlaanderen te komen.

Essentieel daarbij is de vaste wil bij de verantwoordelijken op alle bestuursniveaus in ons land om samen te werken, om de handen in elkaar te slaan, om elkaars rol en eigenheid te respecteren en om de overheidsmiddelen zo efficiënt mogelijk in te zetten voor het welzijn van alle burgers.  Niemand wordt beter van tegenwerking, van machtsspelletjes of van afgunst.  Op deze nationale feestdag houd ik dus een ondubbelzinnig pleidooi voor samenwerking, voor dialoog en voor het zoeken naar een zo breed mogelijk gemeenschappelijk draagvlak.

Vanuit de provincie proberen we een beleid te voeren dat de kwaliteit van het leven maximaal koppelt aan de kwaliteit van het samen-leven. Er wordt dan ook voortdurend gezocht naar formules om als “samenwerkende overheid” te kunnen bijdragen aan een leefbare en toegankelijke maatschappij met oog voor iedereen. Een samenleving die, zoals ons nieuwe logo, het kruispunt is van vele werelden.

De provincie Vlaams-Brabant is de jongste telg in de nationale familie. Dit jaar blazen wij 20 kaarsjes uit. Op 1 januari 1995 werd het unitaire Brabant gesplitst in Brussel, Waals-Brabant en Vlaams-Brabant.

2015 is dan ook een feestjaar. Een jaar waarbij we met fierheid terugblikken op tal van mooie realisaties op diverse beleidsvlakken.  Denk maar aan projecten als:

  • de uitleendienst voor jeugdbewegingen;
  • het Koesterburenproject, dat de zo noodzakelijke biodiversiteit promoot;
  • het bovenlokale functionele fietsroutenetwerk en de fietssnelwegen;
  • het beheer van meer dan 1.400 km waterlopen voor de gemeenten;
  • het beleid inzake betaalbaar wonen;
  • en tal van andere markante maatregelen.

Graag nodig ik u alvast uit om de tentoonstelling “20 jaar Vlaams-Brabant” te bezoeken en zelf getuige te zijn van de vele initiatieven waarin het hart van Vlaams-Brabant klopt.

In 2015 kijken we even over onze schouder terug, maar houden we vooral de focus op de toekomst gericht. We kijken dan ook hoopvol en vol vertrouwen uit naar een hechte samenwerking met de federale, de Vlaamse en de lokale overheden, waar loyauteit, partnerschap en het behoud van een eigen identiteit hand in hand gaan.”

Na de gelegenheidstoespraak werd door het provinciebestuur een receptie aangeboden ter gelegenheid van de nationale feestdag.

 

donderdag 16 juli 2015

Griekse tragedie: leugens, spierballen en een foute oorlog


De Griekse premier Alexis Tsipras, leider van het extreem-linkse Syriza, draagt een verpletterende verantwoordelijkheid voor de desastreuze situatie waarin de gewone burgers van Griekenland zijn beland na de recente eurocrisis.  Hij heeft de verkiezingsoverwinning van zijn partij gebaseerd op de volgehouden leugen dat Griekenland in de eurozone kon blijven zonder ‘vernederende’ besparingen en dat hij dat varkentje in Europa wel eens snel zou wassen.  Zelfs toen de modale Grieken al bij de bankautomaten moesten aanschuiven om hun schamele 60 euro per dag te kunnen pinnen, hield hij vol dat zijn regering ervoor zou zorgen dat Griekenland in de eurozone zou blijven zonder toe te geven op het harde eisenpakket van de ‘trojka’.  Hij dreef de leugen en de desinformatie zo ver dat hij zijn bevolking opriep om in een referendum tégen de voorstellen van de Eurogroep te stemmen, omdat dit de onderhandelingspositie van de Grieken danig zou versterken.  Het tegendeel bleek snel het geval: omwille van het stilvallen van elke bancaire activiteit, kwam de Griekse economie tot een complete stilstand en leidde Tsipras zijn land tot aan de rand van de afgrond.  Amper vijf dagen na het referendum, moest hij dan ook een volledige U-bocht maken en moest hij terugkomen op letterlijk elke belofte die hij aan de Grieken had gedaan.  Intussen had dit bij voorbaat tot mislukken gedoemde initiatief de Grieken minimum 10 miljard euro gekost.  Een duur feestje.

Tsipras is niet de eerste – en wellicht ook niet de laatste – politicus die zijn fenomenale verkiezingssucces te danken heeft aan de ietwat naïeve belofte aan kiezers in alle mogelijke windstreken van de wereld om met “change”, “cambio”, “changement”, “Wende” of “verandering” met één vingerknip een einde te maken aan alles wat er fout gaat in de samenleving, zonder precies te definiëren wat die “verandering” dan precies inhoudt en welke offers de bevolking (of een aantal deelgroepen) dan onvermijdelijk moet(en) brengen.  Hij is ook niet de eerste – en zeker niet de laatste – die nà verkiezingsdag ervaart dat die belofte keihard wordt tegengesproken door de harde wetten van de dagelijkse realiteit.  Wat de verantwoordelijkheid van Tsipras zo overweldigend maakt is dat hij, met enige basiskennis van de Europese economische en financiële unie, van meet af aan geweten moet hebben dat zijn politieke analyse onmogelijk kon kloppen en dat hij desondanks de hoop en het vertrouwen van zovele Grieken heeft misbruikt en beschaamd. 

Een financiële unie is in de regel gebaseerd op een economische en politieke unie.  Dat is in Europa niet het geval.  Er is wel een gemeenschappelijke munt, de euro, maar geen “politieke unie” die via bindende besluitvorming de economische omgevingsfactoren in alle lidstaten op uniforme wijze kan aansturen.  Er is wel een Europees Parlement dat richtlijnen uitvaardigt en een Europese Raad (de vergadering van Europese staats- en regeringsleiders) die over punctuele dossiers kan beslissen, maar er is vooralsnog geen centrale Europese instantie die een uniform beleid inzake pensioenen, werkloosheid, onderwijs, tewerkstelling, economische expansie, wetenschapsbeleid en vestigingsvoorwaarden voor ondernemingen kan bepalen.

Daarom is het van bijzonder groot belang dat de landen die deel uitmaken van de eurozone vrijwillig akkoord gaan – en blijven gaan – met strikte en strakke economische en financiële omgevingsvoorwaarden om te kunnen blijven genieten van de immense voordelen van een gemeenschappelijk financiële unie (financiële stabiliteit, gemeenschappelijke munt, inwisselbaarheid van producten en diensten).  De financiële unie moet blijven beantwoorden aan een reële economische unie.  Zo niet wordt de gemeenschappelijke munt onstabiel en onhoudbaar en kunnen we niet langer geniet van de Europese schaal waarop we nu met andere landen in de wereld (onder)handelen.

Natuurlijk is Tsipras niet de enige ‘schuldige’ voor het ontspoorde beleid in Griekenland.  Opeenvolgende regering van socialisten en christendemocraten hebben onvoldoende gedaan om de massale corruptie te bestrijden, om belastingen correct te innen, om overheidsdiensten behoorlijk te laten werken, om het onderwijs beter te organiseren, om eerlijk te communiceren met de Grieken over de onhoudbaarheid van een reeks oude gewoonten en over de noodzaak om niet alleen de voordelen van de gemeenschappelijke Europese munt (de euro) te willen, maar om ook de voorwaarden tot begrotingsdiscipline en tot economische productiviteit die ermee verbonden zijn, te aanvaarden.  Maar op Tsipras rust de loodzware verantwoordelijkheid dat hij zijn bevolking de absurde en valse illusie heeft gegeven dat het mogelijk was om alleen van de voordelen van een financiële unie te kunnen genieten, zonder er ook de nodige economische en structurele inspanningen te moeten voor doen.  Het hielp ook niet dat Tsipras nauwelijks twee dagen nadat hij op de Europese Raad zijn akkoord had gegeven aan de deal om een Grexit af te wenden, in de Griekse media verklaarde dat hij niet in het akkoord geloofde dat hij zelf ondertekend had, maar dat hij het toch wou uitvoeren om een Griekse chaos te vermijden.  Je kan moeilijk een schrijnender voorbeeld verzinnen van hoe je je eigen politieke verantwoordelijkheid probeert te ontlopen.

De reactie van de Europese Unie op de precaire Griekse situatie getuigde niet van empathie en grootsheid; ze was in alle opzichten benedenmaats.  In plaats van te zoeken naar ondersteunende maatregelen die een ‘economie in moeilijkheden’ hadden kunnen ondersteunen en stimuleren, werd wekenlang met spierballen gerold, werd openlijk de optie verdedigd om een tijdelijke of definitieve Grexit door te voeren en werd de ‘slechte leerling’ niet alleen in de hoek gezet, maar moest hij ook nog op zijn blote knieën in houten klompen gaan zitten met de handen op het hoofd.

Op die manier hebben de Europese leiders een volstrekt foute inschatting gemaakt van hun spierballengerol op de modale Griek, die ze nochtans nodig hebben om het economische herstel op het terrein mogelijk te maken en om de nodige steun te ontwikkelen voor een positief, gezamenlijk Europees project.  Het was de regering die moest worden ‘gestraft’ omwille van de foute politieke keuzes, maar niet de bevolking die moest worden geculpabiliseerd. 

Europa heeft de correcte beslissing getroffen om Griekenland, mits strenge voorwaarden, in de euro te houden, maar het heeft een unieke kans gemist om de Grieken voor Europa te winnen en om hen uit te nodigen solidair te zijn met wat ook in andere Europese landen als ‘normaal’ wordt beschouwd.  Het maakt de heropstanding van de Griekse economie en de re-integratie in de Europese muntunie alleen maar veel en veel moeilijker.

Ook op het hoogste politieke vlak moet men inzien dat het creëren van een Europese Unie niet alleen te maken heeft met akkoorden die tussen regeringsleiders worden gesloten, maar zeker ook met de bereidheid en het enthousiasme van inwoners uit alle Europese lidstaten om dit gezamenlijke project mee te aanvaarden en te ondersteunen.  Zonder de steun en de goede wil van de Dorpsstraat staat de toekomst van de Europese Unie op losse schroeven.

In de Griekse crisis hebben niet alleen de Griekse regering en de Europese instellingen een rol gespeeld.  Ook de banken, de ECB en het IMF hebben een bepalende invloed gehad. Hun invloed op de uitkomst van deze crisis – en van vele andere – is niet onschuldig of onpartijdig geweest.

De bancaire wereld is de laatste decennia ontspoord. Ten eerste bestaat er geen rechtstreekse correlatie meer tussen de ‘echte’ economische waarde van bedrijven en initiatieven en hun financiële ‘waardering’.  Hiervan getuigen enerzijds de gigantische ‘bubbels’ die na verloop van (korte) tijd bleken te ontploffen en anderzijds de superkorte speculaties die alleen gebaseerd zijn op subjectieve ‘groeiprognoses’ en die geen solide materiële basis hebben om een financiële waardevermeerdering te verantwoorden.  Bankinstellingen lijken meer geïnteresseerd in mooi gepresenteerde bubbels dan in projecten die gebaseerd zijn op reële economische potentie en op actief engagement van mensen die in het leven en in de samenleving iets willen realiseren.

Het wordt hoog tijd dat de financiële wereld/bankinstellingen zijn/hun strategie wijzigen: er moet niet alleen opgetreden worden tegen wanbetalers of fraudeurs, er moet vooral vertrouwen geschonken worden aan mensen die nieuwe economische activiteit willen creëren, aan ondernemers die risico willen nemen, aan jongeren die een zaak willen beginnen.  Profiteurs en misbruikers van het systeem moeten er natuurlijk uit, maar een ‘foute oorlog’ tegen iedereen die een creatieve impuls wil geven aan de economie, is uit den boze. Banken moeten meer ethisch besef hanteren en moeten, samen met nieuwe ondernemers, risico durven te nemen op het vlak van initiatieven die duurzaam zijn, mensen samenbrengen en leiden tot emancipatie.

Het ethische normbesef van de bancaire wereld is de laatste jaren gaandeweg verschrompeld tot wat ‘wettelijk’ niet verboden is.  Blijkbaar is het bancaire geheugen bijzonder kort, want nauwelijks zeven jaar geleden moesten alle regeringen van de westerse wereld gigantische hoeveelheden belastinggeld injecteren in het bankensysteem, dat omwille van megalomaan, supersnel winstbejag en omwille van totaal onverantwoorde risico’s op een louter virtuele bubbel-economie, in elkaar was gestuikt en dreigde te desintegreren.  Als ‘ethisch’ argument werd toen aangehaald dat de spaarcenten van de cliënten moesten beschermd worden en dat dit flink wat belastinggeld waard was.  Over de verantwoordelijkheid van de bankensector zelf werd nadien niet veel meer vernomen.  Bovendien maakt die sector opnieuw veel winst, terwijl de belastingbetaler nog steeds de besparingen en bezuinigingen voelt die nodig waren om de kapitaalinjectie in 2008-2009 te kunnen bekostigen.  Dat klopt niet.  Dat is niet rechtvaardig en daarin moet verandering komen.  Indien de banken zich alleen storen aan wat de wet verbiedt, dan moet de wetgeving op Europees en internationaal niveau worden aangepast, zodat banken verplicht worden om de reële economie zuurstof te geven en om risicokapitaal tegen betaalbare voorwaarden ter beschikking te stellen van ondernemers en starters.  Dàt is de verantwoordelijkheid die de Europese leiders en regeringen dragen om de economie weer ademruimte te geven.

Ter verduidelijking: de winst die de drie grote banken in België in 2014 boekten, waren resp. 1,762 miljard euro (KBC), 1,25 miljard euro (BNP Paribas Fortis) en 462 miljoen euro (‘staatsbank’ Belfius).  Tegen 2016 of ten laatste 2017 hopen deze banken de ‘schuld’ te hebben afgelost die ze maakten tijdens de bankencrisis.  En wat dan?  Welke maatschappelijke en humane verantwoordelijkheid dragen deze instellingen (en hun veel grotere internationale broers) ten aanzien van de klanten van wie ze de middelen beheren?  Die discussie wordt nog een heel stuk belangrijker dan de veldslag om Athene.

Werk maken van een reële en democratisch gelegitimeerde politieke unie die de Eurozone moet stabiliseren en Europese regelgeving ontwikkelen die de ondemocratische financiële hegemonie van de bankenwereld moet doorbreken en moet ombuigen tot een creatief instrument van vooruitgang en emancipatie, dàt zijn de uitdagingen die de Europese leiders moeten aanpakken.  Elk uitstel is schuldig verzuim.