donderdag 16 juli 2015

Griekse tragedie: leugens, spierballen en een foute oorlog


De Griekse premier Alexis Tsipras, leider van het extreem-linkse Syriza, draagt een verpletterende verantwoordelijkheid voor de desastreuze situatie waarin de gewone burgers van Griekenland zijn beland na de recente eurocrisis.  Hij heeft de verkiezingsoverwinning van zijn partij gebaseerd op de volgehouden leugen dat Griekenland in de eurozone kon blijven zonder ‘vernederende’ besparingen en dat hij dat varkentje in Europa wel eens snel zou wassen.  Zelfs toen de modale Grieken al bij de bankautomaten moesten aanschuiven om hun schamele 60 euro per dag te kunnen pinnen, hield hij vol dat zijn regering ervoor zou zorgen dat Griekenland in de eurozone zou blijven zonder toe te geven op het harde eisenpakket van de ‘trojka’.  Hij dreef de leugen en de desinformatie zo ver dat hij zijn bevolking opriep om in een referendum tégen de voorstellen van de Eurogroep te stemmen, omdat dit de onderhandelingspositie van de Grieken danig zou versterken.  Het tegendeel bleek snel het geval: omwille van het stilvallen van elke bancaire activiteit, kwam de Griekse economie tot een complete stilstand en leidde Tsipras zijn land tot aan de rand van de afgrond.  Amper vijf dagen na het referendum, moest hij dan ook een volledige U-bocht maken en moest hij terugkomen op letterlijk elke belofte die hij aan de Grieken had gedaan.  Intussen had dit bij voorbaat tot mislukken gedoemde initiatief de Grieken minimum 10 miljard euro gekost.  Een duur feestje.

Tsipras is niet de eerste – en wellicht ook niet de laatste – politicus die zijn fenomenale verkiezingssucces te danken heeft aan de ietwat naïeve belofte aan kiezers in alle mogelijke windstreken van de wereld om met “change”, “cambio”, “changement”, “Wende” of “verandering” met één vingerknip een einde te maken aan alles wat er fout gaat in de samenleving, zonder precies te definiëren wat die “verandering” dan precies inhoudt en welke offers de bevolking (of een aantal deelgroepen) dan onvermijdelijk moet(en) brengen.  Hij is ook niet de eerste – en zeker niet de laatste – die nà verkiezingsdag ervaart dat die belofte keihard wordt tegengesproken door de harde wetten van de dagelijkse realiteit.  Wat de verantwoordelijkheid van Tsipras zo overweldigend maakt is dat hij, met enige basiskennis van de Europese economische en financiële unie, van meet af aan geweten moet hebben dat zijn politieke analyse onmogelijk kon kloppen en dat hij desondanks de hoop en het vertrouwen van zovele Grieken heeft misbruikt en beschaamd. 

Een financiële unie is in de regel gebaseerd op een economische en politieke unie.  Dat is in Europa niet het geval.  Er is wel een gemeenschappelijke munt, de euro, maar geen “politieke unie” die via bindende besluitvorming de economische omgevingsfactoren in alle lidstaten op uniforme wijze kan aansturen.  Er is wel een Europees Parlement dat richtlijnen uitvaardigt en een Europese Raad (de vergadering van Europese staats- en regeringsleiders) die over punctuele dossiers kan beslissen, maar er is vooralsnog geen centrale Europese instantie die een uniform beleid inzake pensioenen, werkloosheid, onderwijs, tewerkstelling, economische expansie, wetenschapsbeleid en vestigingsvoorwaarden voor ondernemingen kan bepalen.

Daarom is het van bijzonder groot belang dat de landen die deel uitmaken van de eurozone vrijwillig akkoord gaan – en blijven gaan – met strikte en strakke economische en financiële omgevingsvoorwaarden om te kunnen blijven genieten van de immense voordelen van een gemeenschappelijk financiële unie (financiële stabiliteit, gemeenschappelijke munt, inwisselbaarheid van producten en diensten).  De financiële unie moet blijven beantwoorden aan een reële economische unie.  Zo niet wordt de gemeenschappelijke munt onstabiel en onhoudbaar en kunnen we niet langer geniet van de Europese schaal waarop we nu met andere landen in de wereld (onder)handelen.

Natuurlijk is Tsipras niet de enige ‘schuldige’ voor het ontspoorde beleid in Griekenland.  Opeenvolgende regering van socialisten en christendemocraten hebben onvoldoende gedaan om de massale corruptie te bestrijden, om belastingen correct te innen, om overheidsdiensten behoorlijk te laten werken, om het onderwijs beter te organiseren, om eerlijk te communiceren met de Grieken over de onhoudbaarheid van een reeks oude gewoonten en over de noodzaak om niet alleen de voordelen van de gemeenschappelijke Europese munt (de euro) te willen, maar om ook de voorwaarden tot begrotingsdiscipline en tot economische productiviteit die ermee verbonden zijn, te aanvaarden.  Maar op Tsipras rust de loodzware verantwoordelijkheid dat hij zijn bevolking de absurde en valse illusie heeft gegeven dat het mogelijk was om alleen van de voordelen van een financiële unie te kunnen genieten, zonder er ook de nodige economische en structurele inspanningen te moeten voor doen.  Het hielp ook niet dat Tsipras nauwelijks twee dagen nadat hij op de Europese Raad zijn akkoord had gegeven aan de deal om een Grexit af te wenden, in de Griekse media verklaarde dat hij niet in het akkoord geloofde dat hij zelf ondertekend had, maar dat hij het toch wou uitvoeren om een Griekse chaos te vermijden.  Je kan moeilijk een schrijnender voorbeeld verzinnen van hoe je je eigen politieke verantwoordelijkheid probeert te ontlopen.

De reactie van de Europese Unie op de precaire Griekse situatie getuigde niet van empathie en grootsheid; ze was in alle opzichten benedenmaats.  In plaats van te zoeken naar ondersteunende maatregelen die een ‘economie in moeilijkheden’ hadden kunnen ondersteunen en stimuleren, werd wekenlang met spierballen gerold, werd openlijk de optie verdedigd om een tijdelijke of definitieve Grexit door te voeren en werd de ‘slechte leerling’ niet alleen in de hoek gezet, maar moest hij ook nog op zijn blote knieën in houten klompen gaan zitten met de handen op het hoofd.

Op die manier hebben de Europese leiders een volstrekt foute inschatting gemaakt van hun spierballengerol op de modale Griek, die ze nochtans nodig hebben om het economische herstel op het terrein mogelijk te maken en om de nodige steun te ontwikkelen voor een positief, gezamenlijk Europees project.  Het was de regering die moest worden ‘gestraft’ omwille van de foute politieke keuzes, maar niet de bevolking die moest worden geculpabiliseerd. 

Europa heeft de correcte beslissing getroffen om Griekenland, mits strenge voorwaarden, in de euro te houden, maar het heeft een unieke kans gemist om de Grieken voor Europa te winnen en om hen uit te nodigen solidair te zijn met wat ook in andere Europese landen als ‘normaal’ wordt beschouwd.  Het maakt de heropstanding van de Griekse economie en de re-integratie in de Europese muntunie alleen maar veel en veel moeilijker.

Ook op het hoogste politieke vlak moet men inzien dat het creëren van een Europese Unie niet alleen te maken heeft met akkoorden die tussen regeringsleiders worden gesloten, maar zeker ook met de bereidheid en het enthousiasme van inwoners uit alle Europese lidstaten om dit gezamenlijke project mee te aanvaarden en te ondersteunen.  Zonder de steun en de goede wil van de Dorpsstraat staat de toekomst van de Europese Unie op losse schroeven.

In de Griekse crisis hebben niet alleen de Griekse regering en de Europese instellingen een rol gespeeld.  Ook de banken, de ECB en het IMF hebben een bepalende invloed gehad. Hun invloed op de uitkomst van deze crisis – en van vele andere – is niet onschuldig of onpartijdig geweest.

De bancaire wereld is de laatste decennia ontspoord. Ten eerste bestaat er geen rechtstreekse correlatie meer tussen de ‘echte’ economische waarde van bedrijven en initiatieven en hun financiële ‘waardering’.  Hiervan getuigen enerzijds de gigantische ‘bubbels’ die na verloop van (korte) tijd bleken te ontploffen en anderzijds de superkorte speculaties die alleen gebaseerd zijn op subjectieve ‘groeiprognoses’ en die geen solide materiële basis hebben om een financiële waardevermeerdering te verantwoorden.  Bankinstellingen lijken meer geïnteresseerd in mooi gepresenteerde bubbels dan in projecten die gebaseerd zijn op reële economische potentie en op actief engagement van mensen die in het leven en in de samenleving iets willen realiseren.

Het wordt hoog tijd dat de financiële wereld/bankinstellingen zijn/hun strategie wijzigen: er moet niet alleen opgetreden worden tegen wanbetalers of fraudeurs, er moet vooral vertrouwen geschonken worden aan mensen die nieuwe economische activiteit willen creëren, aan ondernemers die risico willen nemen, aan jongeren die een zaak willen beginnen.  Profiteurs en misbruikers van het systeem moeten er natuurlijk uit, maar een ‘foute oorlog’ tegen iedereen die een creatieve impuls wil geven aan de economie, is uit den boze. Banken moeten meer ethisch besef hanteren en moeten, samen met nieuwe ondernemers, risico durven te nemen op het vlak van initiatieven die duurzaam zijn, mensen samenbrengen en leiden tot emancipatie.

Het ethische normbesef van de bancaire wereld is de laatste jaren gaandeweg verschrompeld tot wat ‘wettelijk’ niet verboden is.  Blijkbaar is het bancaire geheugen bijzonder kort, want nauwelijks zeven jaar geleden moesten alle regeringen van de westerse wereld gigantische hoeveelheden belastinggeld injecteren in het bankensysteem, dat omwille van megalomaan, supersnel winstbejag en omwille van totaal onverantwoorde risico’s op een louter virtuele bubbel-economie, in elkaar was gestuikt en dreigde te desintegreren.  Als ‘ethisch’ argument werd toen aangehaald dat de spaarcenten van de cliënten moesten beschermd worden en dat dit flink wat belastinggeld waard was.  Over de verantwoordelijkheid van de bankensector zelf werd nadien niet veel meer vernomen.  Bovendien maakt die sector opnieuw veel winst, terwijl de belastingbetaler nog steeds de besparingen en bezuinigingen voelt die nodig waren om de kapitaalinjectie in 2008-2009 te kunnen bekostigen.  Dat klopt niet.  Dat is niet rechtvaardig en daarin moet verandering komen.  Indien de banken zich alleen storen aan wat de wet verbiedt, dan moet de wetgeving op Europees en internationaal niveau worden aangepast, zodat banken verplicht worden om de reële economie zuurstof te geven en om risicokapitaal tegen betaalbare voorwaarden ter beschikking te stellen van ondernemers en starters.  Dàt is de verantwoordelijkheid die de Europese leiders en regeringen dragen om de economie weer ademruimte te geven.

Ter verduidelijking: de winst die de drie grote banken in België in 2014 boekten, waren resp. 1,762 miljard euro (KBC), 1,25 miljard euro (BNP Paribas Fortis) en 462 miljoen euro (‘staatsbank’ Belfius).  Tegen 2016 of ten laatste 2017 hopen deze banken de ‘schuld’ te hebben afgelost die ze maakten tijdens de bankencrisis.  En wat dan?  Welke maatschappelijke en humane verantwoordelijkheid dragen deze instellingen (en hun veel grotere internationale broers) ten aanzien van de klanten van wie ze de middelen beheren?  Die discussie wordt nog een heel stuk belangrijker dan de veldslag om Athene.

Werk maken van een reële en democratisch gelegitimeerde politieke unie die de Eurozone moet stabiliseren en Europese regelgeving ontwikkelen die de ondemocratische financiële hegemonie van de bankenwereld moet doorbreken en moet ombuigen tot een creatief instrument van vooruitgang en emancipatie, dàt zijn de uitdagingen die de Europese leiders moeten aanpakken.  Elk uitstel is schuldig verzuim.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten