woensdag 22 maart 2017

Moeten de burgemeesters de provincies besturen?


Provincies komen weinig in het nieuws omdat ze voornamelijk een dienstverlenende, faciliterende en ondersteunende rol vervullen voor lokale overheden, verenigingen en vrijwilligers.  Daardoor zijn hun werking en hun actieradius minder bekend bij het ruime publiek, dat vaker en rechtstreekser in contact komt met bv. een gemeentebestuur.
Het is daarom goed dat gouverneur Jan Briers van Oost-Vlaanderen in ‘De Wereld Vandaag’ (Radio 1) op dinsdag 21 maart jl., naar aanleiding van een congres over lokale besturen, zijn visie gaf op de toekomstige rol van de provincies in het nieuwe bestuurlijke landschap dat volop door de Vlaamse overheid wordt voorbereid.
De gouverneur onderstreepte in zijn radio-interview enkele belangrijke uitgangspunten, die volgens hem illustreren welke belangrijke rol de provincies moeten spelen in die nieuwe context :

-         Hij stelt vast dat de provinciale administratie een zeer betrouwbare en degelijke partner van de lokale besturen is.

-         Hij noemt de provincie een onmisbare partner voor heel wat aspecten in het gemeentebeleid, zoals milieu, mobiliteit en klimaat. 

-         Hij wijst er – terecht – op dat er momenteel te veel semi-politieke bovenlokale structuren bestaan, onder de vorm van intercommunales, streekplatformen en andere samenwerkingsverbanden die soms weinig transparant werken, waardoor effectieve democratische controle moeilijk is.  Hij stelt voor om die bovenlokale taken te laten coördineren door het provinciale niveau.

-         Hij vindt dat we moeten kiezen voor een vereenvoudiging en reducering van de te talrijke bovenlokale structuren die vandaag bestaan.  Hij pleit voor één provinciaal platform.


Het is niet omdat deze basisanalyse klopt, dat daardoor meteen ook de beheersstructuur klopt die de gouverneur daaraan wil koppelen.  Op een aantal vlakken slaat de gouverneur, naar mijn mening, de bal grondig mis:

-         Gouverneur Briers stelt dat de provincieraad beter vervangen kan worden door een conferentie van alle burgemeesters van de provincie (in het geval van Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant: 65 burgemeesters).  Deze conferentie moet dan toezicht houden op de provinciale administratie. Burgemeesters zijn inderdaad de vertegenwoordigers bij uitstek van hun gemeente, maar ze zijn verkozen om de belangen van hun gemeente te verdedigen, niet om een bovenlokale administratie aan te sturen. Ze kunnen op die bovenlokale opdracht ook niet democratisch gesanctioneerd worden, tenzij door de kiezers van hun eigen gemeente of stad.  Burgemeesters maken nu al ‘ambtshalve’ deel uit van heel wat overleg- en beslissingsfora zoals het politiecollege en de politieraad van hun politiezone, de zoneraad van de brandweer, de syndicale overlegorganen, het burgemeestersoverleg, de veiligheidscel, de crisiscel, gemeentelijke adviesorganen, e.d.m.  Het lijkt me niet gezond om de taakbelasting en de persoonlijke bevoegdheid van alle burgemeesters nog verder uit te breiden met de controle op de provinciale administratie.  Ik vrees dat die provinciale controle en aansturing dan niet hun eerste zorg zal zijn en dat de provinciale administratie in dat geval, zoals bij sommige andere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, autonoom en zonder al te veel checks and balances zal opereren.  Gouverneur Briers is er zich in zijn voorstel wél van bewust dat het provinciale niveau moet aangestuurd worden door een voldoende groot aantal vertegenwoordigers die alle regio’s en alle types van gemeenten en steden uit de provincie weerspiegelen.  Dat uitgangspunt gaat regelrecht in tegen de plannen van de Vlaamse overheid om het aantal provincieraadsleden (die als verloning geen fortuin ontvangen, maar eenzelfde ‘zitpenning’ krijgen als een gemeenteraadslid) te halveren en er op die manier voor te zorgen dat alleen nog de grote steden in de toekomstige provincieraden vertegenwoordigd zullen zijn. De provincieraad van de toekomst dreigt daardoor minder leden te tellen dan de gemeenteraad van een centrumstad.  Hopelijk wordt deze ondoordachte, louter symbolische hakbijl in extremis nog afgewend.

-         Heel wat intergemeentelijke samenwerkingsverbanden kunnen volgens gouverneur Briers vervangen worden door een ‘provinciaal ambtenarijenplatform’.  Daarmee ben ik het fundamenteel oneens.  De provinciebesturen beschikken over een zeer getalenteerd en gemotiveerd ambtenarenkorps, maar het is geen goed idee om die ambtenaren het ‘dagelijkse beheer’ van de bovenlokale taken eigenmachtig te laten uitoefenen, zonder effectieve aansturing of controle door een democratisch verkozen orgaan dat specifiek verantwoordelijkheid draagt voor die bovenlokale, provinciale taken. Ambtenaren werken beleidsvoorbereidend en beleidsuitvoerend, maar het zijn de democratisch verkozen leden van het bestuursorgaan, i.c. de provincieraad en de deputatie, die deze administratie aansturen, de beleidsprioriteiten bepalen en nadien ook controleren of de beleidsdoelstellingen werden behaald.  Gouverneur Briers stelt dat al die aansturings- en controletaken vervuld zouden kunnen worden door een ‘conferentie van burgemeesters’ die één keer per maand op het provinciehuis zou vergaderen.  Ik denk oprecht dat hij de rol, de inzet en het engagement van provincieraadsleden en gedeputeerden daarin volledig miskent.  Het is overigens een beetje vreemd dat een niet-verkozen ambtenaar die de provinciegouverneur is (een hoge en bekwame ambtenaar, maar wel geen verkozen mandataris), zich zo laatdunkend uitspreekt over de democratisch verkozen beleidsinstanties (provincieraad/deputatie) waarmee hij dagelijks samenwerkt om de bovenlokale taken van de provincie zo goed mogelijk te kunnen invullen.  Waarom zouden we, in dezelfde logica, dan niet voorstellen om het Vlaamse en het federale parlement af te schaffen en deze instellingen eveneens te vervangen door een ‘conferentie van burgemeesters’?  Dat zou pas een échte besparing inhouden en zou de voeling met de Dorpsstraat pas écht garanderen.  Maar iedereen die het politieke bedrijf volgt, beseft dat dit geen goede denkpiste zou zijn, omdat de zorg en de beleidsinteresse voor Vlaamse, federale en Europese beleidsthema’s een specifiek engagement, een specifieke tijdsbesteding en een specifieke expertise veronderstellen.  Net dezelfde redenering is ook van toepassing op het uitstippelen, coördineren en aansturen van bovenlokale samenwerking op provinciaal niveau.

-         Gouverneur Jan Briers beweerde in zijn interview dat op de conferentie over lokale besturen die hij had bijgewoond, er geen enkele politieke partij was die ‘njet’ zei tegen het voorstel om de provincieraad te vervangen door een conferentie van burgemeesters en om dat verkozen politieke niveau af te schaffen.  Ik moet hem tegenspreken. CD&V heeft zich alvast duidelijk uitgesproken voor een sterk provinciaal beleidsniveau met een autonome, democratisch verkozen provincieraad.  Dat is vastgelegd op het congres van november 2016.

-         Gouverneur Jan Briers stelde in zijn radio-interview dat de provincieraad slechts één keer per maand samenkomt en dat het voor burgemeesters dus geen grote supplementaire belasting zou betekenen om die taak van de provincieraadsleden over te nemen.  Die uitspraak kan ik moeilijk begrijpen. In elk provinciebestuur zijn er provinciale raadscommissies, waarop beslissingen voor de provincieraad vooraf grondig worden besproken, waarop gedeputeerden ter verantwoording worden geroepen en waarop experten toelichting komen geven over de technische aspecten van dossiers.  De sneer dat er slechts één raadzitting per maand is, klinkt bijna even populistisch als het ‘argument’ dat het parlement slechts één keer per week een plenaire zitting houdt en dat de parlementsleden voor de rest van de tijd geen parlementaire werkzaamheden zouden hebben.

-         De gouverneur van Oost-Vlaanderen verklaarde in zijn interview met Radio 1 ook dat de directies van de betrokken provinciale diensten “zoals in om het even welk bedrijf” zouden moeten instaan voor het dagdagelijkse beheer.  Als we ontsporingen, zoals die zich in bepaalde intercommunales hebben voorgedaan, willen voorkomen en vermijden (net omdat er géén of onvoldoende controle was door democratisch verkozen gezagsdragers), dan moeten we vooral niet streven naar een bovenlokale structuur waarin er minder controle en minder rechtstreeks engagement voor het beleidsniveau in kwestie wordt betoond.  Dan moeten we, integendeel, de democratische slagkracht en representativiteit van de provinciebesturen koesteren en versterken in het toekomstige bestuurlijke landschap van de lokale besturen.


Rechtstreeks verkozen provinciebesturen en hun deputaties zijn daartoe het geschikte instrument.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten