Met de
regelmaat van een klok verschijnen dan ook oproepen van academici, sociale
bewegingen én politici om de bestuurskracht van lokale besturen te
vergroten. Terecht. Alleen zijn de remedies die dan worden voorgesteld vaak niet zo doordacht of
brengen ze een reeks negatieve neveneffecten teweeg die niet opwegen tegen de winst die op andere terreinen wordt
geboekt.
Een monster
van Loch Ness - om de woorden van Prof.
Johan Ackaert te gebruiken – dat in dit verband regelmatig de kop opsteekt, is
de stelling dat een nieuwe fusiegolf van gemeenten de bestuurskracht zou moeten
versterken. Er wordt dan vooropgesteld
dat gemeenten met minder dan 15.000 à 20.000 inwoners te zwak zijn om alle
taken van een modern lokaal bestuur te kunnen uitoefenen en dat ze dus best
zouden samensmelten met andere lokale besturen om tot een groter geheel te
komen dat voldoende kritische massa bezit.
Een lineaire
en integrale samensmelting van kleinere lokale besturen (het type ‘fusie’ dat
we in 1976 kenden) leidt evenwel niet automatisch tot efficiënter bestuur en
grotere daadkracht. Ze leidt al zeker
niet automatisch tot grotere kostenefficiëntie en tot een directer contact
tussen de inwoners en hun bestuurders.
Kleinere gemeenten letten vaak veel scrupuleuzer op hun centen dan
grotere entiteiten. In Nederland gaan er
stemmen op om de nu reeds behoorlijk grote gemeenten in de toekomst te fusioneren
tot entiteiten van zo’n 300.000 inwoners.
Benieuwd hoe men daar de kloof tussen burger en politiek zal mee
dichten. Ons inwonersaantal per gemeente
ligt trouwens nu al een stuk hoger dan in andere Europese landen: in Duitsland
bv., toch een toonaangevend land in de Europese Unie, telt een ruime
meerderheid van de gemeenten minder dan 5.000 inwoners.
Bovendien stellen we vast dat ook de ‘grotere’
gemeenten en ‘kleinere’ steden vaak een beroep (moeten) doen op
intergemeentelijke samenwerkingsverbanden om bepaalde taken (vb. afvalophaling
en –verwerking) te kunnen bolwerken. De
actieradius van die ‘intercommunales’ is zeer breed: van afvalverwerking,
streekontwikkeling, opbouwwerk, sociale huisvesting, nutsvoorzieningen en
bankinstellingen (!), over regionale landschappen, toeristische promotie en een
regionaal economisch samenwerkingsverband tot een plaatselijk
werkgelegenheidsagentschap, een overlegplatform voor Senioren, een bosgroep en
een waterbekken. Een gemeente als
Kortenberg (met bijna 20.000 inwoners ;-) ) telt een dertigtal
intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Een veel
gehoorde klacht rond deze intergemeentelijke samenwerkingsverbanden is dat de
besluitvorming binnen deze instanties dikwijls weinig transparant is, dat de
beslissingen eigenlijk de facto worden getroffen door de technici en dat van
reële democratische controle, laat staan sturing, weinig of geen sprake
is. Deze kritiek is zeker herkenbaar
voor vele gemeenteraadsleden, OCMW-raadsleden, schepenen, OCMW-voorzitters en
burgemeesters. Het lijkt dus wat
contradictorisch om de bestuurskracht van lokale besturen te willen vergroten
via samenwerkingsverbanden die structureel eerder minder dan meer democratische
input verdragen.
Een ander
‘monster van Loch Ness’ is de roep naar de afschaffing van de provinciebesturen,
als een overbodig, voorbijgestreefd, archaïsch overblijfsel van het
verleden. Provinciebesturen zouden veel
‘dubbel werk’ verrichten en zouden alleen maar een dun doorslagje bieden van
bevoegdheden die toch al op lokaal, op Vlaams en federaal of op Europees vlak
worden uitgeoefend.
Is dat zo?
In
Vlaams-Brabant alleszins niet. Het
provinciebestuur van de ‘nieuwste’ provincie van het land, die pas in 1995 tot
stand kwam na de splitsing van de unitaire provincie Brabant, is nauwelijks nog
te vergelijken met het logge, archaïsche, betuttelende en sterk hiërarchisch
ingestelde bolwerk van vroeger.
Waarom zouden de provincies in plaats
van ‘het probleem’ niet ‘de oplossing’ kunnen zijn bij de noodzakelijke
versterking van de bestuurskracht van lokale besturen?
Provinciebesturen
bieden het grote voordeel dat ze democratisch gelegitimeerd zijn: ze
worden om de zes jaar samengesteld via rechtstreekse verkiezingen, die
samenvallen met de gemeenteraadsverkiezingen.
De werkzaamheden van de uitvoerende macht (de deputatie) worden
systematisch gecontroleerd door de regulerende of wetgevende macht (de
provincieraad). Beslissingen worden er,
zoals op hogere bestuursniveaus, voorbereid en technisch uitgebeend in
commissievergaderingen, die opnieuw volgens de sterkte van de verkozen fracties
zijn samengesteld.
In
tegenstelling tot opdrachthoudende intergemeentelijke samenwerkingsverbanden,
waar de lokale besturen hun bevoegdheid over bepaalde materies ‘delegeren’
(lees: afstaan) aan een andere instantie en tot projectmatige
intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, waar beslissingen getroffen worden
door individuele vertegenwoordigers die door hun gemeente- of stadsbestuur
worden afgevaardigd, maar die de logistieke en vaak gespecialiseerde
ondersteuning van het ambtelijke apparaat moeten missen, werken de
provincieraden met transparante en democratisch gecontroleerde
besluitvormingsprocessen.
In plaats van de provincies eerst af
te schaffen en nadien weer nieuwe en ondoorzichtige samenwerkingsverbanden te
creëren, doet men er beter aan de rol van de provincies te herdefiniëren in de
zin van een faciliterend streekbestuur dat de bestuurskracht van lokale besturen
‘op maat’ ondersteunt, dat de samenwerking tussen die lokale besturen
organiseert en dat met de nodige soepelheid per beleidssector kan inspelen op
specifieke behoeften.
Dat is nu al
in ruime mate het geval. De tijd dat
provinciebesturen met een opgestoken vingertje aan de steden en gemeenten
voorschreven hoe ze hun gemeente of stad moesten besturen, is gelukkig lang
voorbij. Waarom zouden de provinciebesturen
zich niet uitdrukkelijk kunnen opwerpen als structurele, flexibele
‘ondersteuners’ van de lokale besturen?
Op die manier zouden de democratische controle, de rechtstreekse
terugkoppeling naar de opdrachtgever(s) en de benutting van variabele
schaalvoordelen ten volle benut kunnen worden.
Dit houdt uiteraard
een verdere, gedurfde hervorming van de rol en de opdracht van de
provinciebesturen in. Maar eerder dan te
zoeken naar een doolhof van nieuwe structuren, die niet democratisch
gecontroleerd worden en die voor elke nieuwe opdracht een nieuwe, zelfstandige
structuur in het leven roepen, doet men er goed aan de provinciebesturen te
responsabiliseren, hen te bevestigen in hun ondersteunende, faciliterende en
coördinerende rol en hen ertoe aan te zetten nog veel meer ‘dienstverlening op
maat’ aan te bieden aan de lokale besturen.Om deze operatie voor de lokale besturen nuttig en geloofwaardig te maken, moet de provincie, in de lijn van haar huidige rol, meer als coach en minder als scheidsrechter optreden. Zo moet ze zich toeleggen op het organiseren van dienstverlening op maat voor steden en gemeenten en op het beantwoorden van vragen tot ondersteuning die sectorieel of gebiedsgereicht worden geformuleerd.
Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die ook in de toekomst nog blijven bestaan, omdat ze bv. samenwerking met privépartners inhouden, zouden rechtstreeks verantwoording moeten afleggen aan het nieuw gedefinieerde provinciebestuur. Klinkt dat onrealistisch? Het kan wel degelijk. In Vlaams-Brabant maken de provincieraadsleden die lid zijn van de commissie regionaal beleid, ambtshalve deel uit van de raad van bestuur van de provinciale ontwikkelingsmaatschappij (POM). Dat is een zeer directe en efficiënte manier om de democratische controle en de rechtstreekse betrokkenheid van de provincie bij één van haar belangrijke beleidsdomeinen te garanderen en toch een autonome werking toe te laten.
Het provinciale niveau komt, volgens de
principes van de democratische besluitvorming, dus zeker in aanmerking om zich
als ‘dienstverlener’ te profileren ten aanzien van de lokale besturen en om, op
maat, specifieke opdrachten te vervullen in functie van de vergroting van de
bestuurskracht van de lokale besturen.
Waarom zouden gemeenten hun financiële en personeelsbeheer niet kunnen
‘uitbesteden’ aan de provincie, zoals ze dat nu al doen met de GAS-boetes of
met het onderhoud van waterlopen? En
waarom zou de provincie zich niet kunnen omturnen tot een coördinerend en
faciliterend bestuur dat op maat van de steden en gemeenten oplossingen zoekt
voor sectoriële (bv. sport, toerisme, streekontwikkeling) of structurele (bv.
milieu, ruimtelijke ordening, mobiliteit) uitdagingen?
Het
provinciebestuur van de toekomst kan een schakel vormen in de samenwerking
tussen lokale besturen enerzijds en Vlaamse, federale en Europese instellingen
anderzijds. Als burgemeester en
provincieraadslid ben ik ervan overtuigd dat we moeten zoeken naar nieuwe, innovatieve
en productieve vormen van samenwerking en niet van
tegenwerking. Het biedt mensen
geen enkel voordeel om het ene beleidsniveau uit te spelen tegen het andere of
om via het ene bestuursniveau het andere te blokkeren. De toekomst is aan de samenwerking, niet aan de
tegenwerking. We weten allemaal dat het
welzijn van een bevolking niet gediend wordt door ruzie en powerplay, maar dat
we alleen samen vooruit kunnen gaan als alle energie geïnvesteerd wordt in
dialoog, samenwerking en goede wil.In Kortenberg hebben we, naar aanleiding van de 700ste verjaardag van de ondertekening van het Charter van Kortenberg, het eerste handvest op het Europese vasteland dat democratische rechten toekende aan steden en burgers, een ‘Charterspel’ ontwikkeld dat jongeren inzicht verschaft in de complexe besluitvormingsprocedures die gemeentelijke (of stedelijke) keuzes inhouden. De gemeente Kortenberg nam hiertoe het initiatief, in nauwe samenwerking met de eigen jeugdverenigingen en met een stuurgroep van geïnteresseerde inwoners. Vlaanderen subsidieerde de concrete ontwikkeling van het Charterspel. De Europese Unie maakte een internationale uitwisseling met de Nederlandse jongerencollega’s van ’s Hertogenbosch mogelijk en de provincie Vlaams-Brabant sponsorde een aanzienlijk deel van de logistieke ondersteuning. Een praktisch, mooi voorbeeld van resultaatgerichte samenwerking.
Waarom zou het monster van Loch Ness niet kunnen transformeren tot de lamp van Alladin, die mogelijk maakt wat onmogelijk leek?
Er is ook nog een andere fundamentele hervorming nodig. Die houdt in dat de interpretatieruimte die de hogere wetgeving biedt (op Vlaams, federaal en Europees vlak) finaal niet door de administratie, maar door de verkozen beleidsverantwoordelijken wordt beoordeeld. Vandaag is het al te vaak zo dat niet-verkozen ambtenaren, die geen enkele democratische verantwoording moeten afleggen, autonoom beslissen over belangrijke aangelegenheden, zoals stedenbouwkundige vergunningen of overheidssubsidies.
Binnen de
strikte contouren die door de wet- en regelgeving worden bepaald, moeten
beleidsvoerders het laatste woord hebben.
Zij zijn de enigen die democratisch kunnen worden gesanctioneerd door de
bevolking en zij vormen ook het eerste en vaak het enige aanspreekpunt voor
inwoners die met vragen zitten over de correctheid en de draagwijdte van
beslissingen die zij moeten ‘ondergaan’.
Vandaag wordt de bestuurskracht van lokale besturen al te vaak beperkt –
en soms ronduit ondermijnd – door discretionaire beslissingen van ambtenaren
die vanop hun ivoren bureau geen voeling hebben met de taal, de leefwereld en
de argumenten van doodgewone mensen.
Geef de lokale besturen, binnen de strikte krijtlijnen van wat wettelijk
bepaald en verantwoord is, de ruimte om zelf beslissingen te treffen, waarvoor
ze dan ook de volledige verantwoordelijkheid op zich zullen nemen.
De oplossing
voor het verhogen van de bestuurskracht van lokale besturen ligt dus niet
zozeer in lineaire, uniforme fusies en al evenmin in het ‘afschaffen’ van de
provincies, maar wel in het stimuleren van nieuwe, subsidiaire
samenwerkingsvormen, die democratisch en transparant zijn en waar de
provincies-nieuwe-stijl een cruciale rol kunnen in spelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten