maandag 12 mei 2014

Sterke lokale besturen dienen de democratie

In deze verkiezingsperiode voor het Vlaamse, het federale en het Europese parlement, is het nuttig in gedachten te houden dat inwoners bij ons – en in vele andere democratische landen – meer vertrouwen hebben in hun lokale bestuur dan in de ‘hogere’ besturen.  Dat zal wel te maken hebben met het feit dat die lokale besturen een stuk ‘dichter bij de mensen’ staan, dat hun drempel lager en hun herkenbaarheid hoger is en dat de resultaten van lokaal beleid ook veel sneller en directer zichtbaar worden dan de resultaten van complexe beslissingsprocedures op andere bestuursniveaus.

Met de regelmaat van een klok verschijnen dan ook oproepen van academici, sociale bewegingen én politici om de bestuurskracht van lokale besturen te vergroten.  Terecht.  Alleen zijn de remedies die dan worden voorgesteld vaak niet zo doordacht of brengen ze een reeks negatieve neveneffecten teweeg die niet opwegen tegen de winst die op andere terreinen wordt geboekt.
Een monster van Loch Ness  - om de woorden van Prof. Johan Ackaert te gebruiken – dat in dit verband regelmatig de kop opsteekt, is de stelling dat een nieuwe fusiegolf van gemeenten de bestuurskracht zou moeten versterken.  Er wordt dan vooropgesteld dat gemeenten met minder dan 15.000 à 20.000 inwoners te zwak zijn om alle taken van een modern lokaal bestuur te kunnen uitoefenen en dat ze dus best zouden samensmelten met andere lokale besturen om tot een groter geheel te komen dat voldoende kritische massa bezit.

Een lineaire en integrale samensmelting van kleinere lokale besturen (het type ‘fusie’ dat we in 1976 kenden) leidt evenwel niet automatisch tot efficiënter bestuur en grotere daadkracht.  Ze leidt al zeker niet automatisch tot grotere kostenefficiëntie en tot een directer contact tussen de inwoners en hun bestuurders.  Kleinere gemeenten letten vaak veel scrupuleuzer op hun centen dan grotere entiteiten.  In Nederland gaan er stemmen op om de nu reeds behoorlijk grote gemeenten in de toekomst te fusioneren tot entiteiten van zo’n 300.000 inwoners.  Benieuwd hoe men daar de kloof tussen burger en politiek zal mee dichten.  Ons inwonersaantal per gemeente ligt trouwens nu al een stuk hoger dan in andere Europese landen: in Duitsland bv., toch een toonaangevend land in de Europese Unie, telt een ruime meerderheid van de gemeenten minder dan 5.000 inwoners.
Bovendien  stellen we vast dat ook de ‘grotere’ gemeenten en ‘kleinere’ steden vaak een beroep (moeten) doen op intergemeentelijke samenwerkingsverbanden om bepaalde taken (vb. afvalophaling en –verwerking) te kunnen bolwerken.  De actieradius van die ‘intercommunales’ is zeer breed: van afvalverwerking, streekontwikkeling, opbouwwerk, sociale huisvesting, nutsvoorzieningen en bankinstellingen (!), over regionale landschappen, toeristische promotie en een regionaal economisch samenwerkingsverband tot een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, een overlegplatform voor Senioren, een bosgroep en een waterbekken.  Een gemeente als Kortenberg (met bijna 20.000 inwoners ;-) ) telt een dertigtal intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.

Een veel gehoorde klacht rond deze intergemeentelijke samenwerkingsverbanden is dat de besluitvorming binnen deze instanties dikwijls weinig transparant is, dat de beslissingen eigenlijk de facto worden getroffen door de technici en dat van reële democratische controle, laat staan sturing, weinig of geen sprake is.  Deze kritiek is zeker herkenbaar voor vele gemeenteraadsleden, OCMW-raadsleden, schepenen, OCMW-voorzitters en burgemeesters.  Het lijkt dus wat contradictorisch om de bestuurskracht van lokale besturen te willen vergroten via samenwerkingsverbanden die structureel eerder minder dan meer democratische input verdragen.
Een ander ‘monster van Loch Ness’ is de roep naar de afschaffing van de provinciebesturen, als een overbodig, voorbijgestreefd, archaïsch overblijfsel van het verleden.  Provinciebesturen zouden veel ‘dubbel werk’ verrichten en zouden alleen maar een dun doorslagje bieden van bevoegdheden die toch al op lokaal, op Vlaams en federaal of op Europees vlak worden uitgeoefend.

Is dat zo?
In Vlaams-Brabant alleszins niet.  Het provinciebestuur van de ‘nieuwste’ provincie van het land, die pas in 1995 tot stand kwam na de splitsing van de unitaire provincie Brabant, is nauwelijks nog te vergelijken met het logge, archaïsche, betuttelende en sterk hiërarchisch ingestelde bolwerk van vroeger.

Waarom zouden de provincies in plaats van ‘het probleem’ niet ‘de oplossing’ kunnen zijn bij de noodzakelijke versterking van de bestuurskracht van lokale besturen?
Provinciebesturen bieden het grote voordeel dat ze democratisch gelegitimeerd zijn: ze worden om de zes jaar samengesteld via rechtstreekse verkiezingen, die samenvallen met de gemeenteraadsverkiezingen.  De werkzaamheden van de uitvoerende macht (de deputatie) worden systematisch gecontroleerd door de regulerende of wetgevende macht (de provincieraad).  Beslissingen worden er, zoals op hogere bestuursniveaus, voorbereid en technisch uitgebeend in commissievergaderingen, die opnieuw volgens de sterkte van de verkozen fracties zijn samengesteld.

In tegenstelling tot opdrachthoudende intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, waar de lokale besturen hun bevoegdheid over bepaalde materies ‘delegeren’ (lees: afstaan) aan een andere instantie en tot projectmatige intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, waar beslissingen getroffen worden door individuele vertegenwoordigers die door hun gemeente- of stadsbestuur worden afgevaardigd, maar die de logistieke en vaak gespecialiseerde ondersteuning van het ambtelijke apparaat moeten missen, werken de provincieraden met transparante en democratisch gecontroleerde besluitvormingsprocessen.
In plaats van de provincies eerst af te schaffen en nadien weer nieuwe en ondoorzichtige samenwerkingsverbanden te creëren, doet men er beter aan de rol van de provincies te herdefiniëren in de zin van een faciliterend streekbestuur dat de bestuurskracht van lokale besturen ‘op maat’ ondersteunt, dat de samenwerking tussen die lokale besturen organiseert en dat met de nodige soepelheid per beleidssector kan inspelen op specifieke behoeften.

Dat is nu al in ruime mate het geval.  De tijd dat provinciebesturen met een opgestoken vingertje aan de steden en gemeenten voorschreven hoe ze hun gemeente of stad moesten besturen, is gelukkig lang voorbij.  Waarom zouden de provinciebesturen zich niet uitdrukkelijk kunnen opwerpen als structurele, flexibele ‘ondersteuners’ van de lokale besturen?  Op die manier zouden de democratische controle, de rechtstreekse terugkoppeling naar de opdrachtgever(s) en de benutting van variabele schaalvoordelen ten volle benut kunnen worden.
Dit houdt uiteraard een verdere, gedurfde hervorming van de rol en de opdracht van de provinciebesturen in.  Maar eerder dan te zoeken naar een doolhof van nieuwe structuren, die niet democratisch gecontroleerd worden en die voor elke nieuwe opdracht een nieuwe, zelfstandige structuur in het leven roepen, doet men er goed aan de provinciebesturen te responsabiliseren, hen te bevestigen in hun ondersteunende, faciliterende en coördinerende rol en hen ertoe aan te zetten nog veel meer ‘dienstverlening op maat’ aan te bieden aan de lokale besturen.

Om deze operatie voor de lokale besturen nuttig en geloofwaardig te maken, moet de provincie, in de lijn van haar huidige rol, meer als coach en minder als scheidsrechter optreden.  Zo moet ze zich toeleggen op het organiseren van dienstverlening op maat voor steden en gemeenten en op het beantwoorden van vragen tot ondersteuning die sectorieel of gebiedsgereicht worden geformuleerd.

Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die ook in de toekomst nog blijven bestaan, omdat ze bv. samenwerking met privépartners inhouden, zouden rechtstreeks verantwoording moeten afleggen aan het nieuw gedefinieerde provinciebestuur.  Klinkt dat onrealistisch?  Het kan wel degelijk.  In Vlaams-Brabant maken de provincieraadsleden die lid zijn van de commissie regionaal beleid, ambtshalve deel uit van de raad van bestuur van de provinciale ontwikkelingsmaatschappij  (POM).  Dat is een zeer directe en efficiënte manier om de democratische controle en de rechtstreekse betrokkenheid van de provincie bij één van haar belangrijke beleidsdomeinen te garanderen en toch een autonome werking toe te laten.

Het provinciale niveau komt, volgens de principes van de democratische besluitvorming, dus zeker in aanmerking om zich als ‘dienstverlener’ te profileren ten aanzien van de lokale besturen en om, op maat, specifieke opdrachten te vervullen in functie van de vergroting van de bestuurskracht van de lokale besturen.  Waarom zouden gemeenten hun financiële en personeelsbeheer niet kunnen ‘uitbesteden’ aan de provincie, zoals ze dat nu al doen met de GAS-boetes of met het onderhoud van waterlopen?  En waarom zou de provincie zich niet kunnen omturnen tot een coördinerend en faciliterend bestuur dat op maat van de steden en gemeenten oplossingen zoekt voor sectoriële (bv. sport, toerisme, streekontwikkeling) of structurele (bv. milieu, ruimtelijke ordening, mobiliteit) uitdagingen?
Het provinciebestuur van de toekomst kan een schakel vormen in de samenwerking tussen lokale besturen enerzijds en Vlaamse, federale en Europese instellingen anderzijds.  Als burgemeester en provincieraadslid ben ik ervan overtuigd dat we moeten zoeken naar nieuwe, innovatieve en productieve vormen van samenwerking en niet van tegenwerking.  Het biedt mensen geen enkel voordeel om het ene beleidsniveau uit te spelen tegen het andere of om via het ene bestuursniveau het andere te blokkeren.  De toekomst is aan de samenwerking, niet aan de tegenwerking.  We weten allemaal dat het welzijn van een bevolking niet gediend wordt door ruzie en powerplay, maar dat we alleen samen vooruit kunnen gaan als alle energie geïnvesteerd wordt in dialoog, samenwerking en goede wil.
In Kortenberg hebben we, naar aanleiding van de 700ste verjaardag van de ondertekening van het Charter van Kortenberg, het eerste handvest op het Europese vasteland dat democratische rechten toekende aan steden en burgers, een ‘Charterspel’ ontwikkeld dat jongeren inzicht verschaft in de complexe besluitvormingsprocedures die gemeentelijke (of stedelijke) keuzes inhouden.  De gemeente Kortenberg nam hiertoe het initiatief, in nauwe samenwerking met de eigen jeugdverenigingen en met een stuurgroep van geïnteresseerde inwoners.  Vlaanderen subsidieerde de concrete ontwikkeling van het Charterspel.  De Europese Unie maakte een internationale uitwisseling met de Nederlandse jongerencollega’s van ’s Hertogenbosch mogelijk en de provincie Vlaams-Brabant sponsorde een aanzienlijk deel van de logistieke ondersteuning.  Een praktisch, mooi voorbeeld van resultaatgerichte samenwerking.

Waarom zou het monster van Loch Ness niet kunnen transformeren tot de lamp van Alladin, die mogelijk maakt wat onmogelijk leek?

Er is ook nog een andere fundamentele hervorming nodig.  Die houdt in dat de interpretatieruimte die de hogere wetgeving biedt (op Vlaams, federaal en Europees vlak) finaal niet door de administratie, maar door de verkozen beleidsverantwoordelijken wordt beoordeeld.  Vandaag is het al te vaak zo dat niet-verkozen ambtenaren, die geen enkele democratische verantwoording moeten afleggen, autonoom beslissen over belangrijke aangelegenheden, zoals stedenbouwkundige vergunningen of overheidssubsidies. 

Binnen de strikte contouren die door de wet- en regelgeving worden bepaald, moeten beleidsvoerders het laatste woord hebben.  Zij zijn de enigen die democratisch kunnen worden gesanctioneerd door de bevolking en zij vormen ook het eerste en vaak het enige aanspreekpunt voor inwoners die met vragen zitten over de correctheid en de draagwijdte van beslissingen die zij moeten ‘ondergaan’.  Vandaag wordt de bestuurskracht van lokale besturen al te vaak beperkt – en soms ronduit ondermijnd – door discretionaire beslissingen van ambtenaren die vanop hun ivoren bureau geen voeling hebben met de taal, de leefwereld en de argumenten van doodgewone mensen.    Geef de lokale besturen, binnen de strikte krijtlijnen van wat wettelijk bepaald en verantwoord is, de ruimte om zelf beslissingen te treffen, waarvoor ze dan ook de volledige verantwoordelijkheid op zich zullen nemen.
De oplossing voor het verhogen van de bestuurskracht van lokale besturen ligt dus niet zozeer in lineaire, uniforme fusies en al evenmin in het ‘afschaffen’ van de provincies, maar wel in het stimuleren van nieuwe, subsidiaire samenwerkingsvormen, die democratisch en transparant zijn en waar de provincies-nieuwe-stijl een cruciale rol kunnen in spelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten