vrijdag 18 maart 2011

Brussel: ultieme test voor de federale loyauteit

In de aanslepende discussies over een nieuw en verregaand communautair akkoord, dat noodzakelijk is om de impasse waarin ons land is verzeild geraakt, op een structurele manier te deblokkeren, wordt de problematiek van Brussel-hoofdstad vaak als een onoplosbaar knelpunt voorgesteld.

Misschien kunnen we het ‘probleem’ Brussel met wat creativiteit ook als de ‘oplossing’ voor een nieuw communautair evenwicht bekijken, een ultieme test voor de federale loyauteit bij alle partners die al maandenlang beweren dat ze gehecht zijn aan het voortbestaan van de federale samenwerking en aan de wederkerigheid van de solidariteit.

Op het niveau van de federale staat, zijn de Vlamingen overduidelijk in de meerderheid.  Nochtans bestaat er op het niveau van de federale overheid een volstrekte pariteit bij de uitvoerende macht (de ministerraad): er zijn evenveel Vlamingen als Franstaligen op het niveau van de federale ministers, ondanks het feit dat de Franstaligen op ‘Belgisch’ niveau numeriek in de minderheid zijn.  De Vlamingen hebben die pariteit (of numerieke gelijkheid) destijds aanvaard om aan te tonen dat ze, ondanks hun democratisch overwicht in ‘aantal’ op het federale niveau, solidariteit wilden betonen met de Franstalige minderheid en op die manier geen beslissingen wilden forceren die deze Franstalige minderheid voortdurend in het defensief zouden dringen.

Voor Brussel, de federale hoofdstad van Vlamingen en Franstaligen, bestaat er momenteel een ingewikkelde regeling, waarbij de Gemeenschappen (Vlaamse en Franstalige) bevoegd zijn voor een aantal belangrijke beleidsdomeinen (o.m. onderwijs, cultuur en welzijn), en waarbij het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bevoegd is voor de ‘grondgebonden’ bevoegdheden.

Waarom zouden we niet denken aan een sterk vereenvoudigde beleidsstructuur voor Brussel, waarbij Vlamingen en Franstaligen op basis van volstrekte pariteit de federale hoofdstad zouden besturen?  Net zoals de Vlamingen hun democratische overwicht in de federale overheidsorganen vrijwillig hebben beperkt om de loyauteit met de andere gemeenschap(pen) niet permanent in het gedrang te brengen, met tal van mechanismen om de rechten van de ‘minderheid’ te beschermen, zou voor Brussel het zelfde principe moeten gelden, met een gegarandeerde pariteit en een reëel beleidsevenwicht voor de Vlamingen , die in de federale hoofdstad numeriek in de minderheid zijn.

Als Brussel na de volgende staatshervorming volledig paritair bestuurd zou worden door Vlamingen en Franstaligen, kan een sereen debat worden gevoerd over de financiering van de specifieke hoofdstedelijke taken van de hoodstad, die wellicht een supplementaire input zullen vergen.  Het nieuwe financieringssysteem voor Brussel moet, zoals voor de andere Gemeenschappen en Gewesten, een grote mate van eigen financiële verantwoordelijkheid inhouden, zodat men niet te veel rekent op de financiële inkomsten van andere overheden, maar zelf zijn verantwoordelijkheid opneemt voor het innen (belasten) en besteden van de centen die men wil uitgeven.

Op deze manier is Brussel niet langer het ‘onoplosbare struikelblok’, maar kan het een sleutel zijn om tot een duurzame oplossing te komen.

Wanneer men dan in de Rand rond Brussel nog het nodige respect zou kunnen laten opbrengen om de taal en de cultuur van de streek te eerbiedigen en bereid zou zijn om af te stappen van de hooghartige taalarrogantie die sommigen zich aanmeten en wanneer men bereid zou zijn om op het vlak van de besteding van middelen te komen tot een systeem dat een daadwerkelijke financiële verantwoordelijkheid van de deelstaten koppelt aan een grotere beleidsefficiëntie en meer ‘loon naar werken’, dan moet een goed akkoord mogelijk zijn.

Op voorwaarde dat alle partners een diepgaand en evenwichtig akkoord wensen, natuurlijk; en niet terugschrikken voor wederzijdse loyauteit en verantwoordelijkheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten